Inleiding recht - herhaling

Inleiding recht
Herhaling

1 / 21
next
Slide 1: Slide
Inleiding rechtMBOStudiejaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Inleiding recht
Herhaling

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Wat heb je onthouden van de afgelopen weken?
Welke onderwerpen hebben we besproken?

Slide 2 - Mind map

This item has no instructions

Opdracht
Maak het schema van de rechtsgebieden
Maak onderscheid tussen publiekrecht en privaatrecht;
Benoem alle rechtsgebieden;
Probeer het zelf én zonder boek te doen! 
Over 15 minuten gaan we samen nakijken. 



timer
15:00

Slide 3 - Slide

Neem papier mee naar de les waarop ze kunnen tekenen/schrijven (A4 wit)
Privaatrecht
Publiekrecht
Strafrecht
Personen- en familierecht
Bestuursrecht
Vermogensrecht
Rechtspersonenrecht
Staatsrecht

Slide 4 - Drag question

This item has no instructions

Vertel mij wat jij weet over....

Slide 5 - Slide

Draai de spinner. Daar komt een onderwerp uit. Vraag de studenten wat ze kunnen vertellen over dit onderwerp. Je kunt het ze ook op laten schrijven, dat je het nakijkt (maar ik zou het klassikaal doen, dat scheelt nakijkwerk ;)
Voorbeeld examenvraag:
Tot welk rechtsgebied behoort het bestuursrecht?

A
Publiekrecht
B
Privaatrecht

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Pak je wettenbundel (deel I)
Artikel 1:200 BW is een voorbeeld van...
A
Materieel recht
B
Formeel recht

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Pak je wettenbundel (deel II)
Artikel 93 Rv is een voorbeeld van...
A
Materieel recht
B
Formeel recht

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Aanvullend recht is een andere benaming voor..
A
Dwingend recht
B
Regelend recht

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist
Je mag afwijken van dwingend recht
A
Juist
B
Onjuist

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Juist of onjuist
Regelend recht is een vangnet voor als partijen niks hebben afgesproken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeeld examenvraag:
Jan krijgt een kind samen met zijn vrouw Tineke.
Welk recht is hier van toepassing?

A
Privaatrecht
B
Publiekrecht

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Hoe worden rechtsregels ook wel genoemd?
A
Overheidsregels
B
Rutte-regels
C
Gewone regels

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeeld examenvraag:
Wat is het verschil tussen rechtsregels en gewone regels?
A
Overheidsregels worden door de overheid gemaakt, gewone regels niet
B
Gewone regels worden door de overheid gemaakt, rechtsregels niet
C
Gewone regels gelden voor iedereen, rechtsregels niet

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

De rechtsregel waarin staat dat je aan de rechterkant van de weg moet rijden, heeft een ........ functie
A
Normatieve
B
Instrumentele
C
Aanvullende

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

De wet is een voorbeeld van...
A
Geschreven recht
B
Ongeschreven recht

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Jurisprudentie is een voorbeeld van...
A
Geschreven recht
B
Ongeschreven recht

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Als we het hebben over 'de wet', dan is deze gemaakt door...
A
Staten-Generaal
B
De regering
C
De ministers
D
Staten-Generaal en regering samen

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Voorbeeld examenvraag:
Als een rechter zijn uitspraak baseert op een bestaande uitspraak, met welke rechtsbron hebben we dan te maken?
A
Jurisprudentie
B
De wet
C
Europese wetgeving
D
Gewoonterecht

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Dit moet je kunnen op het examen:
Toepasselijke criteria uit de examenmatrijs:
2.1. De kandidaat herkent welke rechtsgebieden (personen- en familierecht, vermogensrecht, arbeidsrecht, strafrecht, bestuursrecht, staatsrecht, sociale zekerheidsrecht, belastingrecht en verzekeringsrecht) tot het privaatrecht of publiekrecht behoren;
2.2. De kandidaat stelt in een situatie vast of het privaatrecht of publiekrecht van toepassing
2.3. De kandidaat benoemt de kenmerken van een natuurlijk persoon en rechtspersoon
4.1. De kandidaat gebruikt de juiste schrijfwijze voor een wetsartikel aan de hand van een woordelijke benaming van een artikel
4.2. De kandidaat stelt vast in welk artikel een onderwerp uit de Algemene wet Bestuursrecht, het Burgerlijk wetboek of het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is vastgelegd.

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Inleiding recht vond ik erg moeilijk
0 = erg moeilijk :(
100 = súper makkelijk! :D
0100

Slide 21 - Poll

This item has no instructions