Meervoud (bij les 1)

• Engels
• Middelbare school
• mavo, havo, vwo
• Leerjaar 1

Plural nouns

Aan het einde van de les:

* weet je hoe je woorden in het meervoud zet in het Engels

* ken je de standaardregel én de uitzonderingen

en kunt deze toepassen

Meervoud

Standaard regel: woord+s

examples:

one car   -   two cars

one boy   -   two boys

one house   -   two houses

Uitzonderingen:

1. woorden die eindigen op een s-klank

2. woorden die eindigen op medeklinker+y

3. woorden die eindigen op f

4. onregelmatige woorden

1. woorden die eindigen op een s-klank

Woorden die eindigen op een s-klank,

krijgen in het meervoud +es (anders hoor je de s niet).

examples:

1 box 2 boxes / 1 glass 2 glasses /

1 church 2 churches / 1 bus 2 buses

2. woorden die eindigen op medeklinker+y

Bij deze woorden verandert de -y in -ies

Examples:

1 baby 2 babies / 1 pastry 2 pastries / 1 fly 2 flies

3. woorden die eindigen op -f

Bij deze woorden verandert de -f in -ves

Examples:

1 shelf 2 shelves / 1 life 2 lives/ 1 half 2 halves

4. onregelmatige woorden

Deze moet je uit je hoofd kennen:

man - men                                            foot - feet

woman - women                                mouse - mice                       

person - people                                  fish - fish

child - children                                    sheep - sheep

tooth - teeth                                         potato - potatoes

Check:

Staat de aantekening over meervoud (en alle uitzonderingen)

in je schrift?

Vind je het nog lastig?

In de volgende video wordt alles nog een keertje uitlegd

Practice

En nu ga je oefenen...

One boy, two ...

1. boys
2. boies
3. boyes

One glass, two ...

1. glass
2. glasss
3. glasses

One woman, two ...

1. womans
2. women
3. womens

One sheep, two ....

1. sheeps
2. sheep

One enemy, two ...

1. enemys
2. enemies
3. enemyes

One mouse, two ...

1. mouses
2. mice
3. mices

One knee, two ...

1. knees
2. knee
3. kneeses

One wolf, two ...

1. wolfs
2. wolfes
3. wolves

One child, two ...

1. childs
2. childeren
3. children

One house, two ...

1. houses
2. hise
3. hises

One box, two ...

1. boxs
2. boxes
3. boxing

One tomato, two ...

1. tomatoes
2. tomatos
3. tomato

One baby, two ...

1. babys
2. baby's
3. babies

One man, two ...

1. men
2. mens
3. man

Online oefenen

Klik op de link op de volgende pagina

vul je naam in

Doe de oefeningen minstens 1x, je hoogste score telt!

Succes!

wordwall.net

https:

Ging het goed? Of vond je het juist lastig? Vertel dat hier: