This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
2V Blok 3 lezen
Slide 1 - Slide
Planning
- Doelen
- Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
- Kort oefenen
- Zelfstandig aan de slag
- Afsluiten
Slide 2 - Slide
Doelen
1. Aan het einde van de paragraaf kun je signaalwoorden voor opsomming, tegenstelling en voorbeeld herkennen in een tekst.
2. Aan het einde van de paragraaf kun je zins- en alineaverbanden met een opsomming, tegenstelling en voorbeeld benoemen.
3. Aan het einde van de paragraaf kun je een kernzin formuleren met behulp van verschillende zinnen uit een alinea.
Slide 3 - Slide
Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
Een verband binnen een zin of tussen zinnen = zinsverband
Een verband tussen alinea's = alineaverband.
Een woord dat een verband aangeeft = signaalwoord
Slide 4 - Slide
Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
Uitspraak - opsomming Signaalwoorden: ook, verder, bovendien, nog, daarnaast, niet alleen..., maar ook, ten eerste, ten tweede, en.
Slide 5 - Slide
Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
Uitspraak - tegenstelling
Signaalwoorden: maar, daarentegen, echter, integendeel, enerzijds.....anderzijds, daar staat tegenover.
Slide 6 - Slide
Uitleg zins- en alineaverbanden en signaalwoorden
Uitspraak - voorbeeld
Signaalwoorden: bijvoorbeeld, als voorbeeld, zoals, zo.
Slide 7 - Slide
Kort oefenen
Aantal vragen.
Geef aan welk verband de zin of het stuk tekst bevat.
Slide 8 - Slide
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad. Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld
Slide 9 - Quiz
Kort oefenen
Je kunt in de spits haast niet meer opschieten in de Randstad (= uitspraak, bewering).
Zo kost het je vaak twee uur om van Den Haag naar Rotterdam te reizen, een afstand die je normaal in twintig minuten aflegt (= voorbeeld).
Slide 10 - Slide
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen. In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld
Slide 11 - Quiz
Kort oefenen
Mijn vrije tijd gebruik ik voor leuke dingen (uitspraak/bewering).
In de eerste plaats sport ik graag. Verder houd ik van televisiekijken. Ook vind ik het heerlijk om een spannend boek te lezen (= opsomming van drie zaken).
Slide 12 - Slide
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent. Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven.
A
Uitspraak-opsomming
B
Uitspraak-tegenstelling
C
Uitspraak-voorbeeld
Slide 13 - Quiz
Kort oefenen
Evert is een ontzettend avontuurlijke vent (= uitspraak).
Zijn vriend daarentegen is een enorme huismus die er geen behoefte aan heeft bijzondere dingen te beleven (= tegenstelling).