beeldspraak

Beeldspraak herhaling
- je weet wat een vergelijking is, wat een metafoor is en wat een personificatie is;
- je herkent deze vormen van beeldspraak in een zin;
- je kunt ook zelf zinnen maken met figuurlijk taalgebruik. voorkomt.
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2,3

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

Beeldspraak herhaling
- je weet wat een vergelijking is, wat een metafoor is en wat een personificatie is;
- je herkent deze vormen van beeldspraak in een zin;
- je kunt ook zelf zinnen maken met figuurlijk taalgebruik. voorkomt.

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

De kamer van jou is het object.
De zwijnenstal is het beeld waarmee de kamer wordt vergeleken.

Slide 4 - Slide

Het object (hoe jouw sprong in het zwembad eruitziet)wordt hier niet genoemd.  Het beeld is een bommetje.

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Papier is geduldig
timer
0:15
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie

Slide 7 - Quiz

Pieter is als een sluwe vos te werk gegaan.
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 8 - Quiz

Zo'n etterbak moet streng gestraft worden.
timer
0:15
A
Personificatie
B
Metafoor
C
Vergelijking

Slide 9 - Quiz

Annie kwam aanrijden in haar koekblik is een ....?
timer
0:15
A
Vergelijking
B
Personificatie
C
Metafoor

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

zo lek als een zeef
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 15 - Quiz

een deken van sneeuw
bedekt alle straten
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 16 - Quiz

zo slap als een vaatdoek
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 17 - Quiz

Het is spekglad
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 18 - Quiz

"Shrek 2" draait nu op het witte doek
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 19 - Quiz

Er met de pet
naar gooien.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 20 - Quiz

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 21 - Quiz

Het onder de knie hebben.
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 22 - Quiz

Zo rood als een tomaat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 23 - Quiz

Je hoort de bomen
fluisteren
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 24 - Quiz

Het hart op de
tong dragen
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 25 - Quiz

zo blauw als de lucht
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 26 - Quiz

Bij Barcelona zitten er miljoenen op de reservebank
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 27 - Quiz

Een zwijnenstal
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 28 - Quiz

Een deken van sneeuw
bedekt de straat
A
vergelijking
B
metafoor
C
personificatie
D
metonymie

Slide 29 - Quiz