VRIJ 15/09/23 - 1C - Schrijfvaardigheid Les 3




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer
1 / 43
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson




WELKOM BIJ HET VAK NEDERLANDS!
 


Mevrouw Duinhouwer

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

AFSPRAKEN
  1. Je komt rustig binnen, zegt netjes goedemorgen en gaat op je plek zitten
  2. Je pakt je lesboek, laptop, schrift en pen en deze leg je klaar. 
  3. Je laptop laat je dicht
  4. Je zet je tas op de grond.
  5. Maak de startopdracht die op het bord staat. 
  6. De startopdracht maak je in je schrift. We bespreken de opdracht klassikaal en iedereen kan de beurt krijgen   
Je werkt alleen en in stilte aan de opdrachten

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

STARTOPDRACHT
Pak je schrift en corrigeer de werkwoorden:






Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Lesprogramma
Lesuur 1
  • Lezen in je leesboek
  • Werkwoordspelling

Lesuur 2
  • Schrijfopdracht

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Stappenplan

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Waarschijnlijk heb je, als je op tijd bent begonnen, al wel het materiaal bestel  dat je nodig hebt. 
Waarschijnlijk heb je, als je op tijd bent begonnen, al wel het materiaal bestel  dat je nodig hebt. 
Noteer de zin in je schrift en vervoeg het werkwoord (bestellen)

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Waarschijnlijk heb je, als je op tijd bent begonnen, al wel het materiaal bestel  dat je nodig hebt. 
Waarschijnlijk heb je, als je op tijd bent begonnen, al wel het materiaal bestel  dat je nodig hebt. 
Stappenplan: welke stap zet je als eerst?

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

1. Als hij klaar is, verzamel..  hij alle spullen weer (verzamelen)

2. Ik hoop dat er iets spannends gebeur...  (gebeuren)

3. De dame die daar loopt, vin.. ik geweldig.  (vinden)

4. Sperziebonen lust ik het liefst omwikkel.. met spek. (omwikkelen)

5. Ik vind het mooi om te lezen dat hij hier aandacht aan besteed..   in zijn boek. (besteden)

6. Hierbij is het de bedoeling dat je jezelf ontwikkel…  (ontwikkelen)

Noteer de zinnen in je schrift en vervoeg de werkwoorden.
Gebruik het stappenplan
We bespreken de zinnen klassikaal

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Learnbeat: 
1. Spelling 1.2 - 1.3 - 1.4 maken
Oefenen met mij samen:

Instaptoets Spelling doornemen
Persoonsvorm en onderwerp 




Slide 10 - Slide

Aasta
Casper
Eline 
Lesplanning (15-09-2023
Lesuur 1:
  • Lezen
  • Schrijfvaardigheid: uitleg alinea's en interpunctie

Lesuur 2:
  • Learnbeat: instaptoets Spelling maken. De toets moet einde van de les ingeleverd zijn.

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Vorige les
  • Ik kan een e-mail schrijven in de juiste toon
  • Ik kan een tekst beoordelen en feedback geven
  • Ik kan mijn tekst verbeteren aan de hand van gekregen feedback

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Actieve en passieve zinnen
In een actieve zin is het onderwerp actief en voert zij of hij iets uit of is zij of hij iets.  De minister opende de tentoonstelling.

In een passieve zin doet het onderwerp niets. Het wordt door iemand gedaan. Vaak is de persoonsvorm een vorm van 'worden' of 'zijn'. De tentoonstelling werd door de minister geopend. 

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Tangconstructie
Welke woorden maken onderstaande zin lastig leesbaar?

In de Brusselse dierentuin wordt de om zijn knuffelbare uiterlijk en vertederende gromgeluiden zo populaire reuzenpanda gewassen.


Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Informatie in een zin
Prop niet te veel informatie in een zin. Maak je bijzin(nen) niet te lang. Gebruik dan meerdere, korte zinnen.

Dus niet: Mijn broer, die erg van gamen houdt, kocht het spel waar hij wekenlang voor had gespaard. (16 woorden)

Maar: Mijn broer houdt erg van gamen. Hij kocht het spel waar hij wekenlang voor had gespaard. (10 woorden)

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Volgorde van de zinsdelen
In een zin hoeft niet altijd het onderwerp vooraan te staan. Begin ook eens met een ander zinsdeel of combineer twee zinnen. 

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

E-mail aan mij

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

De komma 
1. De komma gebruik je tussen twee persoonsvormen in:
Als ik naar school fiets, geniet ik altijd van de mooie omgeving.

2. De komma plaats je ook voor voegwoorden, zoals als, doordat, maar, nadat, zodat, omdat, terwijl, want, voordat, zodat, zodra enzovoorts...
Ik fiets vaak naar school, maar soms pak ik ook wel de auto. 

3. De komma plaats je bij opsommingen



Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Geen komma 


Uitzondering: "en" en "of"
Ik fiets vaak naar school en ik geniet dan van de mooie omgeving. 

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Welk woord krijgt een hoofdletter?
A
noorden
B
walvisstraat
C
kerstvakantie
D
hockey

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Zijn de hoofdletters juist geplaatst?

44 mensen rijden richting het Oosten van Holland.
A
ja
B
nee

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Neem de zin over en plaats hoofdletters en leestekens.

een jongen uit duitsland heeft afgelopen dinsdag de audi van zijn moeder in de prak gereden

Slide 22 - Open question

This item has no instructions

Wat is juist?
A
Kerstboom
B
kerstboom

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Wat is juist?
A
meneer S. Van der Zee
B
meneer S. Van Der Zee
C
meneer S. van der Zee
D
meneer S. van der zee

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Leestekens

Slide 25 - Slide

This item has no instructions

Lesdoelen
1. Ik kan hoofdletters in zinnen en punten, uitroeptekens en vraagtekens op de juiste manier gebruiken.

2. Ik kan hoofdletters bij namen op de juiste manier gebruiken. 

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Waarom? 
Hoofdletters en leestekens maken een tekst beter leesbaar. 

als je zonder hoofdletters en leestekens een tekstje schrijft merk je al snel dat je gedachten afdwalen omdat de tekst maar door blijft gaan in je hoofd zonder rust dat is niet fijn want daardoor weet je ook minder goed wat er staat ben jij goed in het gebruiken van leestekens en hoofdletters of vind je dit ook nog lastig hoe komt dat deden jullie op de basisschool wel voldoende met spelling

Slide 27 - Slide

This item has no instructions

Wanneer een hoofdletter
1. Aan het begin van een zin: 
Heb jij ook al zin in de herfstvakantie?

2. Bij namen: Piet, Varendonck, Nederland, Europa.
Lynn van der Bragt, L. van der Bragt, mevrouw Van der Bragt.

3. Bij woorden die van aardrijkskundige namen zijn afgeleid: 
Europeaan, Rotterdammer, het schoolvak Engels.

4. Titels van boeken en series 

Slide 28 - Slide

This item has no instructions

Geen hoofdletter 
1. Namen van dagen
2. Namen van maanden
3. Namen van seizoenen
4. Namen van windstreken
5. Afleidingen van feestdagen 

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Leestekens (interpunctie)
Elke zin eindigt met een punt, vraagteken of uitroepteken:
1. Een punt komt na een gewone, mededelende zin: 
Vandaag is het weer maandag.

2. Een vraagteken zet je na een vraag: 
Wat is jouw favoriete dag van de week?

3. Een uitroepteken gebruik je om een zin extra nadruk te geven: 
Pas op voor die auto! 

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Oefenen
Maak de opdrachten in Learnbeat
Spelling 1.9 B. Hoofdletters tot en met opgave 33 (zelfstandig) 
                              Opgave 34 maak je samen met je buurman of buurvrouw
Spelling 1.10 A. Leestekens tot en met opgave 11 


Klaar
Kern bladzijde 270
Maak de opdrachten: 1  - 2 - 7

Slide 31 - Slide

This item has no instructions

Alinea's

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Een alinea schrijven
Een tekst wordt overzichtelijk als je hem verdeelt in alinea's.

Slide 33 - Slide

This item has no instructions

Vergelijk de volgende twee afbeeldingen en beantwoord daarna de vraag.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn volgens jou de verschillen tussen de vorige twee afbeeldingen? Noem er minstens twee.

Slide 35 - Open question

This item has no instructions

Maar hoe schrijf je een goede alinea?
  • De belangrijkste informatie van de alinea zet je in de eerste zin, de kernzin.
  • Vraag je daarna af wat de lezer nog meer moet weten over dit onderwerp, die informatie zet je in de volgende zinnen.
  • Begin een nieuwe alinea als je over een nieuw deelonderwerp gaat schrijven.

Slide 36 - Slide

This item has no instructions

Let op

Een nieuwe alinea begint altijd op een nieuwe regel.
Binnen een alinea schrijf je de zinnen achter elkaar door.
Op een nieuwe regel beginnen kan op twee manieren 

Slide 37 - Slide

This item has no instructions

Door de regel niet door te laten lopen, maar na het laatste woord op de volgende regel door te gaan.
Door het gebruik van een witregel.

Slide 38 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
Maak de opdrachten in Learnbeat
Spelling 1.9 B. Hoofdletters tot en met opgave 33 (zelfstandig) 
                              Opgave 34 maak je samen met je buurman of buurvrouw
Spelling 1.10 A. Leestekens tot en met opgave 11 


Klaar
Kern bladzijde 270
Maak de opdrachten: 1  - 2 - 7

Slide 39 - Slide

This item has no instructions

OPDRACHT
(alinea's)
Kern - bladzijde 208 theorie doornemen

Opdracht 1 (blz. 209)
Opdracht 9: in duo's

Slide 40 - Slide

This item has no instructions

Creatieve schrijfopdracht
timer
2:00

Slide 41 - Slide

This item has no instructions

Creatieve schrijfopdracht
timer
5:00

Slide 42 - Slide

This item has no instructions

Creatieve schrijfopdracht

Slide 43 - Slide

This item has no instructions