This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.
Items in this lesson
Metselwerk 2
Slide 1 - Slide
Je bouwt een schraagsteiger op. Hoe groot is de maximale hart-op-hart afstand tussen de schraagdelen?
A
1,0 m.
B
1,5 m.
C
2,0 m.
D
1,2 m.
Slide 2 - Quiz
Er worden pallets met metselstenen aangevoerd. Hoe sla je ze tijdelijk op?
A
Op de pallet met bescherming tegen zonlicht.
B
Overzetten op een andere pallet, de stenen keren en laten drogen.
C
Op de pallet, met doorgesneden folie en afgedekt.
D
Op de pallet en luchtdicht afgedekt.
Slide 3 - Quiz
Wat is het nadeel van stenen zagen met een steenzaag met waterkoeling?
A
Richtlijnen voor de productiviteit van de metselaar.
B
De arbeidsovereenkomst met de werkgever.
C
Richtlijnen voor de kwaliteit van de metselwerkzaamheden.
D
Richtlijnen om de lichamelijke belasting van de metselaar te beperken.
Slide 4 - Quiz
Hoe dik is een dikformaatsteen?
A
60 mm.
B
55 mm.
C
50 mm.
D
65 mm.
Slide 5 - Quiz
Waarmee controleer je of de profielen te lood staan?
A
Winkelhaak.
B
Stelwaterpas.
C
Zwaaihaak.
D
Meetband.
Slide 6 - Quiz
Waar plaats je de stelprofielen?
A
Aan de werkzijde van de muur.
B
In de binnenhoeken van de buitenmuur.
C
Aan de binnenzijde van de binnenmuur.
D
Aan de binnenzijde van de buitenmuur.
Slide 7 - Quiz
Om de lagenmaat te bepalen zijn 10 metselstenen uitgelegd. De gemeten totaalmaat van de 10 steendikten is 510 mm. De voegdikte is 11 mm. Hoe groot is de berekende lagenmaat?
A
62 mm.
B
60 mm.
C
51 mm.
D
61 mm.
Slide 8 - Quiz
Waarom worden kozijnen op koppenmaat gemaakt?
A
Dan hoef je de koppenmaat van het metselverband niet te controleren.
B
Dan past het kozijn altijd in de sparing van het metselwerk.
C
Dan is een rollaag niet nodig.
D
Dan past het kozijn in het metselverband.
Slide 9 - Quiz
Welke mortel gebruik je om een kantplank te ondersabelen?
A
Droge mortel.
B
Krimpvrije mortel.
C
Voegmortel.
D
Dunbedmortel.
Slide 10 - Quiz
Om vlak metselwerk te maken, metsel je aan de draad. Hoe span je de draad?
A
Strak langs de bovenzijde van de metsellaag.
B
Tegen de bovenzijde van de te metselen steen.
C
Boven de voeg van de nieuwe steenlaag.
D
Strak aan de achterzijde van de stenen van de nieuwe metsellaag.
Slide 11 - Quiz
Je metselt een muur in wildverband. Je metselt een laag waarvan de hoek eindigt met een kop. Waarmee begin je de nieuwe laag?
A
Met een kop.
B
Met een strek.
C
Met een drieklezoor.
D
Met een klezoor.
Slide 12 - Quiz
Waar plaats je de sparing voor een stadsuitloop in het metselwerk?
A
Ongeveer gelijk aan een plat dak.
B
Onder een plat dak.
C
Onder het maaiveld.
D
Net boven het maaiveld.
Slide 13 - Quiz
Hoe start je de eerste metsellaag boven de geveldrager?
A
Je metselt de stenen in de specie.
B
Je start altijd met een rollaag.
C
Je zet de stenen vast met ankers op de geveldrager.
D
Je legt de stenen glijdend op de geveldrager.
Slide 14 - Quiz
Je moet Sigmafor metselwerkwapening verlengen. Hoe groot is de minimale overlap?