kgt 1 - chapitre 2- herhalen werkwoorden op -er

BIENVENUE
Wat kun je nu al doen?
- Login op lessonup, voer de code in en voer je voornaam + achternaam in.
- Pak je boeken erbij!
- Houd pen en papier in de buurt.
1 / 43
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo k, t, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

BIENVENUE
Wat kun je nu al doen?
- Login op lessonup, voer de code in en voer je voornaam + achternaam in.
- Pak je boeken erbij!
- Houd pen en papier in de buurt.

Slide 1 - Slide

CHAPITRE 2 - On mange quoi?
  • Absentie
  • Phrases-clés
  • Ontkenningen
  • Werkwoorden op -er
  • Getallen t/m 69

Slide 2 - Slide

PHRASES-CLÉS
Oefening

Slide 3 - Slide

Zet de zinnen van het gesprek op de juiste volgorde.
1
2
3
4
5
6
La carte s'il vous plaît!
Voilà monsieur, la carte.
Merci, je regarde la carte.
D'accord, uncafé, un thé et deux crêpes s'il vous plaît.
Max, tu aimes le café?
Non, je préfère le thé.

Slide 4 - Drag question

la crêpe
le pain
le beurre
le fromage
l'ognon
l'oeuf
la viande
le légume

Slide 5 - Drag question

Wat betekent:
aimer
adorer
préférer
détester

Slide 6 - Open question

Welk woord hoort er niet bij en waarom?
le pain - le beurre - le restaurant

Slide 7 - Open question

Welk woord hoort er niet bij en waarom?
aimer - parler - le café

Slide 8 - Open question

De ontkenningen
Uitleg + oefenen 

Slide 9 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin:
Paula aime le coca.
A
Paula
B
aime
C
le coca

Slide 10 - Quiz

Maak de zin ontkennend:
Paula aime le coca.
met: ne ..... pas

Slide 11 - Open question

De werkwoorden op -er
herhalen + oefenen 

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

WERKWOORDEN OP -ER
Er zijn steeds twee stappen (regels):
1. Maak de stam van het werkwoord = dit doe je door 'er' van hele werkwoord af te halen.

2. Voeg de juiste uitgang toe aan de stam:
-e, -es, -e, -ons, -ez, -ent
Je parle, tu parles, il parle, nous parlons, vous parlez, ils parlent

Slide 14 - Slide

Het regelmatige werkwoord op -er

Slide 15 - Slide

Welke werkwoorden op -er kennen jullie nog?

Slide 16 - Mind map

Zet in de goede vorm:
Je (détester)
A
détestes
B
déteste
C
détestez
D
détestent

Slide 17 - Quiz

Zet in de goede vorm:
nous (trouver) ____________
A
trouvez
B
trouvons
C
trouves
D
trouvent

Slide 18 - Quiz

je (chercher)
A
cherchons
B
cherchent
C
cherchez
D
cherche

Slide 19 - Quiz

Zet in de goede vorm:
ils (aimer) ____________
A
aimes
B
aimons
C
aiment
D
aimez

Slide 20 - Quiz

Zet in de goede vorm:
vous (manger) ____________
A
mange
B
manges
C
mangeons
D
mangez

Slide 21 - Quiz

Vertaal:
(donner) jullie geven

Slide 22 - Open question

Zet in de goede vorm:
tu (regarder) ____________
A
regarde
B
regardes
C
regardons
D
regardent

Slide 23 - Quiz

Vertaal:
(danser) hij danst

Slide 24 - Open question

Ils (parler)
A
parle
B
parlent
C
parlons
D
parlez

Slide 25 - Quiz

Vertaal:
(regarder) Ik kijk

Slide 26 - Open question

Vertaal:
(habiter) Jij woont

Slide 27 - Open question

Slide 28 - Video

Kun je nu de werkwoorden op -er vervoegen?
A
Ja
B
Nee
C
Een beetje

Slide 29 - Quiz

Attention! Wat zie je?
Je trouve.. (= ik vind..)
J'aime.. (= ik houd van..)
J'écoute.. (= ik luister..)

Slide 30 - Slide

De getallen
Herhalen 

Slide 31 - Slide

DE TIENTALLEN
Sleep blauw naar rood.
timer
1:00
10
20
30
40
50
60
Cinquante
soixante
dix
vingt
trente
quarante

Slide 32 - Drag question

vingt-neuf

Slide 33 - Open question

soixante-six

Slide 34 - Open question

trente-deux

Slide 35 - Open question

vingt-six

Slide 36 - Open question

dix-huit

Slide 37 - Open question

Vertaal naar het Frans
22

Slide 38 - Open question

Vertaal naar het Frans
14

Slide 39 - Open question

Vertaal naar het Frans
7

Slide 40 - Open question

Vertaal naar het Frans
19

Slide 41 - Open question

Vertaal naar het Frans
35

Slide 42 - Open question

Slide 43 - Slide