This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 60 min
Items in this lesson
Het balboekje van de verslaggever
Leesvaardigheid 5 VWO
Slide 1 - Slide
Welke nieuwsmedia lees of zie jij?
Slide 2 - Open question
Lees het artikel van Yvonne Zonderop
(uitgedeeld in klas en via Teams)
Slide 3 - Slide
Moeilijke woorden
Slide 4 - Mind map
“‘Dit betekent dat ik de beste ben’, zei hij, ‘want de club heeft mij verkozen boven de verslaggever van de concurrent’. Zolang hij het spelletje meespeelt…” (regels 12-14) 1) Wat is de essentie van dit spel? Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 25 woorden.
Slide 5 - Open question
“Aldus ontstaat een beeld van innig met elkaar verstrengelde danspartners.” (regel 38) 3) Welke twee van onderstaande uitspraken over deze “innig met elkaar verstrengelde danspartners” zijn juist, gelet op de inhoud van alinea 6? ZIE ANTWOORDOPTIES BIJ TEKST!
A
Antwoord A
B
Antwoord B
C
Antwoord C
D
Antwoord D
Slide 6 - Quiz
De titel van de tekst luidt: “Het balboekje van de verslaggever”. 3) Leg de ironie in de titel van de tekst uit. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 35 woorden.
Slide 7 - Open question
In alinea 7 wordt een vergelijking gemaakt tussen de houding die de burgers aannemen ten aanzien van actuele ontwikkelingen in de wereld enerzijds en hun houding ten aanzien van de media anderzijds. 4) Wat is de overeenkomst in houding van de burgers op deze twee punten? Antwoord in een of meer volledige zinnen en max. 15 woorden.
Slide 8 - Open question
“Zo lijkt het ook te gaan met de media.” (regels 52-53) Een kritisch lezer zou kunnen opmerken dat de hier gemaakte vergelijking niet volledig juist is. 5) Leg uit waarom een kritisch lezer deze vergelijking niet helemaal juist zou kunnen vinden. Antwoord in een of meer volledige zinnen en max. 40 woorden.
Slide 9 - Open question
6) Vat de twee overeenkomsten tussen belangenorganisaties en politici samen die in alinea 5 worden besproken. Geef antwoord in een of meer volledige zinnen en gebruik voor je antwoord niet meer dan 30 woorden.
Slide 10 - Open question
7) Hoe kan deze tekst het beste worden getypeerd? (Zie antwoordopties bij uitgedeelde tekst!)
A
Antwoord A
B
Antwoord B
C
Antwoord C
D
Antwoord D
Slide 11 - Quiz
Bepaalde passages van deze tekst tekst zijn als mild spottend op te vatten. 8) In welke van deze citaten is het taalgebruik als ironisch te typeren? (Zie antwoordopties bij de uitgedeelde tekst!)