VWO 1 bezittelijk vnw+voca

Salut! Au programme;
* vocabulaire chap 4/ interview
* bezittelijk vnw 
*les devoirs
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Salut! Au programme;
* vocabulaire chap 4/ interview
* bezittelijk vnw 
*les devoirs

Slide 1 - Slide

Vocabulaire

Slide 2 - Slide

J'achète mes jeans (online)

Slide 3 - Open question

Il est (blij) de sa casquette

Slide 4 - Open question

C'est (de vriendin) de Damien

Slide 5 - Open question

Ils habitent dans un château?!
un château=

Slide 6 - Open question

Je vais commander un blouson.
commander=

Slide 7 - Open question

Les T-shirts Rumag, c'est tendance.
c'est tendance=

Slide 8 - Open question

Grammaire/ aantek 3 chap 4 


Het bezittelijk voornaamwoord; 
Dit voornaamwoord geeft aan van wie een bepaald voorwerp/ persoon is . In het Frans moet je weer goed letten op het verschil tussen mannelijk/vrouwelijk en enkelvoud/meervoud

Slide 9 - Slide

Voorbeelden van het
bezittelijk voornaam-
woord in het NL

Slide 10 - Mind map

Kijk en luister mee
Welke Franse woorden hoor je voor "mijn"?

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

In het Frans moet je eerst weten wat het zelfst.nw is:




le (mannelijk)
la (vrouwelijk)
les (meervoud)




Slide 13 - Slide

Schema; neem over!

Slide 14 - Slide

LET OP !!!
Het bezittelijk vnw past zich aan aan het zelfstandig nw.

DUS: mijn fiets = mon vélo 
           (je gebruikt mon omdat vélo mannelijk is!)
EN     : mijn auto = ma voiture
           (je gebruikt ma, omdat voiture vrouwelijk is!)
NU JIJ: mijn bloemen = ....

Slide 15 - Slide

VOORBEELD
mijn:          - mon père, ma mère, mes parents
jouw:         - ton père, ta mère, tes parents
zijn/haar: - son père, sa mère, ses parents
    LET OP !: -> De vader van Chantal; haar vader  -> SON père
                       -> De moeder van Emil; zijn moeder  -> SA mère
onze:        - notre père, notre mère, nos parents
jullie:        - votre père, votre mère, vos parents
hun:          - leur père, leur mère, leurs parents

Slide 16 - Slide

A toi maintenant...
Test jezelf

Slide 17 - Slide

(Jouw)___ oncle travaille comme pilote?
A
Ton
B
Ta
C
Tes

Slide 18 - Quiz

(Mijn) ..... mère est grande.
A
Mon
B
Ma
C
Mes

Slide 19 - Quiz

C'est (zijn) ___ tante.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 20 - Quiz

Ce sont (mijn) ..... chaussures (=schoenen).
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 21 - Quiz

Les devoirs;
leren aantekening bezittelijk vnw en woorden chap 4
herhalen interview chap 4 
(oef 10 blz 65 uitwerken, indien nog niet af) 

Slide 22 - Slide