M3/M4 week 7 les 1

Salut! 
* luistervaardigheid
* herhaling grammaire
1 / 29
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3,4

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Salut! 
* luistervaardigheid
* herhaling grammaire

Slide 1 - Slide

Luister/kijk vraag;
noteer de verschillende landen met bijbehorende reacties van mensen (en dieren) op de winterse temperaturen. 

Slide 2 - Slide

Luister en kijk naar het fragment;

https://www.francetvinfo.fr/meteo/neige/monde-le-froid-polaire-en-images_4296007.html

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Grammaire/ herhaling
*bezittelijk vnw 
* aanwijzend vnw 

Slide 6 - Slide

Schema; 

Slide 7 - Slide

VOORBEELD
mijn:          - mon père, ma mère, mes parents
jouw:         - ton père, ta mère, tes parents
zijn/haar: - son père, sa mère, ses parents
    LET OP !: -> De vader van Chantal; haar vader  -> SON père
                       -> De moeder van Emil; zijn moeder  -> SA mère
onze:        - notre père, notre mère, nos parents
jullie:        - votre père, votre mère, vos parents
hun:          - leur père, leur mère, leurs parents

Slide 8 - Slide

LET OP !!!
Het bezittelijk vnw past zich aan aan het zelfstandig nw.

DUS: mijn fiets = mon vélo 
           (je gebruikt mon omdat vélo mannelijk is!)
EN     : mijn auto = ma voiture
           (je gebruikt ma, omdat voiture vrouwelijk is!)
NU JIJ: mijn bloemen = ....

Slide 9 - Slide

Klinkerbotsing;

let op bij vrouwelijke woorden met klinker; 

mijn vriendin= ma amie

wordt;

mon amie= mijn vriendin

Slide 10 - Slide

A toi maintenant...
Test jezelf

Slide 11 - Slide

(Jouw)___ oncle travaille comme pilote?
A
Ton
B
Ta
C
Tes

Slide 12 - Quiz

(Mijn) ..... mère est grande.
A
Mon
B
Ma
C
Mes

Slide 13 - Quiz

C'est (zijn) ___ tante.
A
son
B
sa
C
ses

Slide 14 - Quiz

Ce sont (mijn) ..... chaussures (=schoenen).
A
mon
B
ma
C
mes

Slide 15 - Quiz

aanwijzend vnw ;deze,dit,die

Slide 16 - Slide

Schema aanwijzende voornaamwoorden
Je hebt verschillende vormen van het aanwijzend voornaamwoord in het Frans. Namelijk:






Om te weten welke vorm je moet gebruiken, kijk je naar het woord ná het aanwijzend vnw. Als dat woord vrouwelijk is, gebruik je de vrouwelijke vorm van het aanwijzend vnw, etc

Slide 17 - Slide

Voorbeelden:
1. Mannelijk: le chien= de hond------->ce chien =deze/die hond
 (stomme h of klinker: l'hôtel--------->cet hôtel)=dit/dat hôtel
2. Vrouwelijk: la fille= het meisje----->cette fille=dit/dat meisje
3. Meervoud: in alle gevallen--------->ces filles, ces chiens


Slide 18 - Slide

dit/dat restaurant = .......restaurant
A
cette
B
ce
C
ces
D
cet

Slide 19 - Quiz


deze/die mensen = ...... gens
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 20 - Quiz


dit/dat hotel = ...... hôtel (m)
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 21 - Quiz

dit/dat meisje=.......fille
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 22 - Quiz

deze/die vriendinnen= .....copines
A
ce
B
cette
C
cet
D
ces

Slide 23 - Quiz

deze/die foto's=..........photos
A
cette
B
ce
C
cet
D
ces

Slide 24 - Quiz

deze/die film=........ film
A
ce
B
ces
C
cette
D
cet

Slide 25 - Quiz

deze/die pennen= ........stylos.
A
ce
B
ces
C
cet
D
cette

Slide 26 - Quiz

dit/dat ijsje= ........glace
A
cet
B
ces
C
ce
D
cette

Slide 27 - Quiz

2e lesuur zelfstandig werk;
M3 ; Woots oefen luistertoets
M4 D'accord online;  1.grammaire paragraaf 3 oef 37 t/m 44
2.3 écrire opdracht 15,16,17

Slide 28 - Slide

Les devoirs;

M3; ler examenidioom 1-2 fra-ned en lezen chap 4 les 1 ,maken oef 1 t/m 6
M4; ler examenidioom 1-4 ned-fra

Slide 29 - Slide