03-06 : conditionals part 2

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

TODAY

- Conditionals

- Revision : Future

Conditional sentences

• Geeft een voorwaarde aan (als...dan)
• Bestaat uit een hoofdzin en een bijzin
• als if in het eerste deel van de zin staat --> komma gebruiken
• als if in het tweede deel van de zin staat --> geen komma

SUMMARY

0 : if + present simple       -      present simple          (yes 100%)

1 :  if + present simple       -       will + ww                      ( probably 80%)

2 : if + past simple              -      would + ww                 ( maybe 30 %)

3 : if + past perfect             -   would have + VD          (no 0 %)

Exercise 5

Complete the sentences by using the first, second or third conditional.

Type the whole sentence.

If we had seen you, we (stop).

If we (meet) him tomorrow, we will say hello.

If I (be) stronger, I would help you carry the piano.

If you drop the vase, it (break).

He would have repaired the car himself if he (have) the tools.

If I had not studied, I (not/pass) the exam.

I (not/travel) to London if I do not get a cheap flight.

 FUTURE : 

1. am / are / is + going to + werkwoord

2. will + werkwoord

     shall + werkwoord (vragen I/we)

3. Present simple

4. Present continuous

am/ are/ is + going to + stam

Wanneer? 

- je bent iets van plan

I am going to visit Bob tomorrow.

- Je hebt bewijs/je ziet dat iets gaat gebeuren

I can see that it is going to rain.

Will + stam

Wanneer? 

- Als je iets besluit op het moment van spreken.

"Hey, there is no milk." I will get some milk.

- Bij een wens, veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek of voorspelling. 

Shall + stam

Wanneer? 

- Bij vraagzinnen met als onderwerp I en we.

Shall I go to the supermarket? 

Present simple

Wanneer? 

Als iets gaat gebeuren volgens een vast tijdschema 

The train leaves at 13.00 pm.

Vorm: 

stam of stam + s

don't + stam of doesn't + stam

Present continuous

Wanneer? 

Dingen die al gepland zijn en vrijwel zeker gaan gebeuren.

(plaats - tijdstip is bekend)

Tommy is visiting his grandmother tomorrow.

Present continuous

Vorm: 

am / are / is + stam + ing

am / are / is + not + stam + ing

Future tenses - scheme

om iets aan te bieden,
te beloven,
of aan te kondigen:

1. will + hele werkwoord
2. shall + hele werkwoord
3. allowed to + hele werkwoord
4. am/are/is + going to + hele werkwoord

als je iets van plan bent
of iets gaat gebeuren:

1. will + hele ww
2. shall + hele ww
3. allowed to + hele ww
4. am/are/is + going to + hele ww

I promise I ... you a letter soon. (write)

1. will write
2. am going to write

Look, a clear blue sky.
It .... another warm day. (be)

1. will go to be
2. is
3. is going to be
4. will be

You must be hungry.
I ... you a sandwich. (make)

1. am going to
2. make
3. will making
4. will make

Fill in the gap: According to the website there are three flights tomorrow. The earliest .... at 7.30 a.m.

1. is going to leave
2. leaves
3. will leave

Fill in the gap: I fancy a snack. I think
I ...... myself a sandwich.

1. will make
2. make
3. am making

Fill in the gap: The weather report says it .... tomorrow.

1. is going to snow
2. is snowing
3. will snow
4. snows