Vervoegen regelmatig werkwoord in de tegenwoordige tijd + voltooid deelwoord

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Het werkwoord in de tegenwoordige tijd
FEESTTENTEN-REGEL

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Je kunt regelmatige werkwoorden in het Duits vervoegen 

Slide 2 - Slide

Hoofdregel (feesttenten)
FE-
ich
spiele
du
spielst
er / sie / es
spielt
wir
spielen
ihr
spielt
sie / Sie
spielen

Slide 3 - Slide

Oefenen met de FEESTTENTEN-REGEL

Slide 4 - Slide

Uitzonderingen - (e)ettenten
ich
heiße
du 
heißt
er / sie / es
heißt
wir
heißen
ihr
heißt
sie / Sie 
heißen
de EETTENTEN-regel gebruik je als de stam op een -s, -ss, -ß, -x of -z eindigt.

Slide 5 - Slide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
stam + st
stam + e
stam + t
stam + en
stam + t
stam + en

Slide 6 - Drag question

Ich ...... einen Brief (schreiben)
A
schreib
B
schreibe
C
schreibt
D
schreiben

Slide 7 - Quiz

Wir ....... gerne Karaoke. (singen)
A
singe
B
singen
C
singt
D
singst

Slide 8 - Quiz

....... Susanne auch ins Kino? (gehen)
A
gehe
B
gehst
C
geht
D
gehen

Slide 9 - Quiz

Peter und Tom ...... jeden Samstag Sport. (machen)
A
mache
B
machst
C
macht
D
machen

Slide 10 - Quiz

feesttenten
eettenten
werkwoorden die een tussen -e krijgen bij du, er/sie/es en ihr
wohnen
heißen
finden
rennen
tanzen
reisen
schreiben
fassen
beißen
streiten

Slide 11 - Drag question

Siehst du das Kind? Es ... seine Eltern. [suchen]

Slide 12 - Open question

Max . . . seiner Freundin Ohrringe.
[schenken]

Slide 13 - Open question

Wir ... einkaufen.
[gehen]

Slide 14 - Open question

Er ... jeden Tag eine Stunde.
[boxen]

Slide 15 - Open question

Het voltooid deelwoord van de
regelmatige werkwoorden

Slide 16 - Slide

Voltooid deelwoord
Ge + stam + t
machen

stam = mach

ge + mach + t 
= gemacht


hele ww

hele ww - en



ich habe gemacht

Slide 17 - Slide

Het voltooid deelwoord van kaufen is...
A
gekaufd
B
gekauft
C
gekaufent
D
gekaufend

Slide 18 - Quiz

Het voltooid deelwoord van wohnen is...
A
gewohnd
B
gewohnt
C
gewohnent
D
gewohntd

Slide 19 - Quiz

Het voltooid deelwoord van leben is...
A
gelebd
B
geliebt
C
gelebt
D
geleben

Slide 20 - Quiz

Het voltooid deelwoord van kochen is...
A
gekochet
B
gekocht
C
gekochen
D
gekochd

Slide 21 - Quiz

Het voltooid deelwoord van tanzen is...
A
getanzen
B
getanzt
C
getanzd
D
getanzed

Slide 22 - Quiz

Het voltooid deelwoord van kosten is...
A
gekostet
B
gekosten
C
gekost
D
gekosted

Slide 23 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord van lernen

Slide 24 - Open question

Wat is het voltooid deelwoord van spielen?

Slide 25 - Open question