Herhalen hoofdzin/bijzin

Grammatica - zinsdelen H5
Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare school

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica - zinsdelen H5
Enkelvoudige en samengestelde zinnen; hoofd- en bijzinnen 

Slide 1 - Slide

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Peter zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?


Slide 2 - Slide

Zoek de persoonsvormen in onderstaande zinnen. 


1. Peter zit met een colaatje in de tuin.

2. Mijn moeder doet boodschappen, daarna gaat ze naar de               kapper.

3. Waarom moeten wij altijd ons huiswerk maken?

Slide 3 - Slide

Enkelvoudige en samengestelde zinnen

Enkelvoudige zin: een zin met 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker. 


Samengestelde zin: zin met meer dan 1 persoonsvorm

VB: Evelien werkt bij de bakker, want zij bakt graag koekjes. 

Slide 4 - Slide

Hoofd- en bijzinnen

Slide 5 - Slide

Grote gezinnen worden zeldzaam, maar er bestaan nog altijd gezinnen met 6 kinderen
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 6 - Quiz

Zes studerende kinderen kunnen een behoorlijke kostenpost vormen voor hun ouders
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 7 - Quiz

Toen het mooi weer werd, kochten we ligstoelen bij het tuincentrum.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 8 - Quiz

In een samengestelde zin staan altijd 2 persoonsvormen
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

In een enkelvoudige zin staat maar 1 persoonsvorm
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quiz

Hoofd- en bijzinnen
Als een zin twee persoonsvormen heeft, is het een samengestelde zin. Deze samengestelde zin bestaat uit hoofdzinnen of hoofd- en bijzinnen.

Slide 11 - Slide

Hoofdzin

De hoofdzin kun je op de volgende manier herkennen:


- Onderwerp en persoonsvorm staan naast elkaar; er passen (bijna nooit) andere zinsdelen tussen. 

- De persoonsvorm staat voorin de zin; het is het eerste of tweede zinsdeel.

Slide 12 - Slide

Bijzin

De bijzin kun je op de volgende manier herkennen:


- Het onderwerp en de persoonsvorm staan niet naast elkaar. Je kunt er andere zinsdelen tussen zetten. 

- De persoonsvorm staat vaak achter in de zin.

Slide 13 - Slide

Samengevat
Hoofdzin:
Pv en ow naast elkaar
Pv staat vooraan

Bijzin:
Pv en ow niet naast elkaar
Pv staat achteraan.

Slide 14 - Slide

Oefenopdrachten

Slide 15 - Slide

Skatend op het schoolplein kwam Henry ten val.
A
1x HZ
B
2x HZ
C
BZ + HZ
D
HZ + BZ

Slide 16 - Quiz

Wat heb je hier?

Hij mag altijd eerst, tenzij hij voetbaltraining heeft.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ

Slide 17 - Quiz

Wat heb je hier?

In het nieuwe restaurant stond de ober al op ons te wachten en hij begroette ons hartelijk.

A
HZ + BZ
B
BZ + HZ
C
HZ + HZ
D
BZ + BZ

Slide 18 - Quiz

Toen ze genoeg getraind had, liep ze de marathon.
Wat is de bijzin?
A
Toen ze genoeg getraind had.
B
liep ze de marathon

Slide 19 - Quiz

Ze vond dat ze een goede tijd had neergezet.
Wat is de bijzin?
A
Ze vond
B
Ze vond dat
C
dat ze een goede tijd had neergezet.

Slide 20 - Quiz

Lees de volgende zin. Het gedeelte tussen haakjes is een:

Als je dat nog een keer zegt, ( word ik boos ).
A
Hoofdzin
B
Bijzin

Slide 21 - Quiz