Betrekkelijk voornaamwoord: voorzetsels
à, pour, avant, devant, dans, sur, sans, avec, etc.
Voici la vieille dame pour qui on a organisé un concert.
Voici le train dans lequel je suis monté.
! Als er een voorzetsel in de zin staat voor het bvnw dan gebruik je altijd:
qui om een persoon te vervangen
een vorm van lequel om een ding te vervangen.
Zie volgende sheet met voorbeelden