Chapter 5 lesson 6

Lesson plan
We herhalen de grammatica van bladzijde 79 TB en ik leg de nieuwe grammatica uit van bladzijde 83.
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Lesson plan
We herhalen de grammatica van bladzijde 79 TB en ik leg de nieuwe grammatica uit van bladzijde 83.

Slide 1 - Slide

Lesson Goal
Aan het eind van de les begrijp je:
- het verschil tussen de present simple en de present continuous
- je weet het verschil tussen much, many, lots of

Slide 2 - Slide

Grammatica blz 79 TB
 bij feiten, gewoonten en regelmatige gebeurtenissen gebruik je de present simple (alleen bij he, she, it komt er een -s achter het werkwoord) I walk, she walks
als iets op dat moment aan de gang is gebruik je de present continuous ( vorm van to be + werkwoord dat eindigt op -ing)
I am walking, they are walking


Slide 3 - Slide

Grammar blz 79 TB

De tegenwoordige tijd (present simple) is met de shit regel. Bij he, she, it komt er een -s achter het werkwoord
I work, she works
De present simple gebruik je bij: feiten, regelmaat of gewoontes

Slide 4 - Slide

Let's refresh your memory

Slide 5 - Slide

Present continuous
Ook een tegenwoordige tijd maar deze gebruik je als er NU of OP DIT MOMENT iets aan de gang is.
Je maakt deze tijd door het werkwoord to be te gebruiken(I am, you are, he/she/it is, we are, you are, they are +
het werkwoord eindigt op -ing
I am doing my homework now.

Slide 6 - Slide

Present continuous (toekomst)
als iemand iets in de toekomst (niet) van plan is en om te praten over afspraken in de nabije toekomst waarvan de tijd en/of plaats vaststaat gebruik je de present continuous (je hebt het dus over iets wat je in de toekomst gaat doen)

I am having an appointment at the dentist this afternoon
We are going to do our homework tomorrow.

Slide 7 - Slide

Present continuous
Je gebruikt de present continuous ook in de toekomende tijd wanneer je iets van plan bent in de toekomst. Of als je een voorspelling doet waar je zeker van weet dat dit uitkomt.
Bijv: I am going to the swimming pool this afternoon. Je bent dus van plan om naar het zwembad te gaan.
Look at those dark clouds, it's going to rain. Aan de donkere luchten weet je zeker dat er een dikke bui uit gaat komen.

Slide 8 - Slide

Will/ won't 
om iets aan te bieden, bij beloftes, aankondigingen, voorspellingen en besluiten gebruik je will/won't
I promise I will help you this afternoon
It will rain tomorrow.

Slide 9 - Slide

What is the correct answer?
1 I swim / I’m going to swim with dolphins this summer. 
2 I am helping / will help you with your homework, I promise. 
3 I do / am doing my homework every day.  
4 They visit / are visiting Sydney next weekend. 
5 Maybe we meet / will meet your favourite actor in Sydney. 

(Ik bespreek deze opdracht a.s. vrijdag tijdens les via Teams)

Slide 10 - Slide

Much or many?
Much or many?

Slide 11 - Slide

Wanneer gebruik je much/many?
Much en many betekenen allebei veel
Much gebruik je bij woorden die je niet kan tellen zoals:
money (je zegt namelijk niet 1 money, 2 money) dus het is: I earn much money.
Many gebruik je bij woorden die je wel kan tellen zoals: houses (1 house, 2 houses) He has many houses.

Slide 12 - Slide

tables
coffee
children
rain
bicycles
much
much
many
many
many

Slide 13 - Drag question

A lot of en lots of zijn hetzelfde

Slide 14 - Slide

A lot of people
Lots of people

Slide 15 - Slide

VEEL
In bevestigende zinnen:
a lot of/lots of
I have a lot of friends.
We paid lots of money for this.


A

Slide 16 - Slide

Homework
Wednesday 13 May

Leren: vocabulary D,G,H
  blz 86 TB
Grammatica blz 79 TB
(Vrijdag les via Teams om 10.45)

Slide 17 - Slide

Will (toekomende tijd)
Will gebruik je om iets aan te bieden : I will help you with your homework. 
Wanneer je een belofte doet: I will promise a big birthday party!
Wanneer je iets aankondigt: Tomorrow it will rain!
Wanneer je een besluit neemt: We will take the 8pm train to Amsterdam.

Slide 18 - Slide

Will of won't
Je gebruikt hier de toekomende tijd (Future)
Lees even terug wanneer je deze tijd gebruikt.
Won't is de ontkenning van will
Dus niet will not maar won't 

Slide 19 - Slide