5.3 De sociale kwestie


Paragraaf 5.3
De sociale kwestie


1 / 27
next
Slide 1: Slide
geschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson


Paragraaf 5.3
De sociale kwestie


Slide 1 - Slide

Leerdoel
Aan het eind van deze les kun je uitleggen  hoe door de industralisatie de sociale kwestie onstond.
En kan je uitleggen hoe het leven van een arbeider er uit zag.

Slide 2 - Slide

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

Slide 3 - Slide

Gevolgen van de industrialistatie
  • Huisnijverheid kan niet meer op tegen snelle productie van de fabrieken.

  • Arbeiders trekken naar de stad 

  • Steden groeien erg snel

Slide 4 - Slide

0

Slide 5 - Video

Je hebt de video bekeken. Wat zou de sociale kwestie kunnen zijn?

Slide 6 - Open question

De Sociale Kwestie
  • Een kwestie is een probleem

  • Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

  • Armoede probleem

Slide 7 - Slide

Wat is de Sociale Kwestie? 
  • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

  • Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.

  • Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht.

  • Eind 19e eeuw.

  • Vooral in de steden.

Slide 8 - Slide

Slechte werkomstandigheden
  • onveilig en ongezond, saai werk
  • lange werkdagen (14u/dag)
  • lage lonen => amper gezin onderhouden
  • geen rechten !

Slide 9 - Slide

Kinderarbeid

  • Goedkoper dan volwassenen.

  • Nauwelijks onderwijs gehad. 
     (leerplicht vanaf 1900)

  • Noodzakelijk voor onderhoud gezin.

Slide 10 - Slide

Kinderarbeid was heel gewoon

Slide 11 - Slide

Wat hoort niet bij de sociale kwestie?
A
Lage lonen
B
Lange werktijden
C
Slechte wegen
D
Onveilige fabrieken

Slide 12 - Quiz

en nu...

Slide 13 - Slide

Kinderwetje van van Houten
  • Eerste sociale wet 1874

  • Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken 

  • Begin van sociale wetgeving in Nederland.

Slide 14 - Slide

Erbarmelijke woonomstandigheden
  • slechte kleine huisjes (krotten)
  • grauwe arbeiderswijken
  • veel gezinsleden
  • slecht eentonig voedsel (vlees was zeldzaam)
  • hoge kindersterfte
  • weinig hygiëne -> één toiletblok voor heel de wijk.

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Geen uitkering
  • Zieken, bejaarden en invaliden waren aangewezen op de liefdadigheid van de kerkelijke armenzorg.

  • Ze kregen eten, kleding en brandstof van de kerk 
      (maar dat was weinig)

Slide 17 - Slide

Wie helpt de arbeiders?

- vanaf 'de werkvloer'

  • Vakbonden: organisatie die opkomt voor de belangen van werknemers.

  • Als je lid was van een vakbond kon je staken: door lidmaatschap was er een kas waaruit je betaald werd, ook als je ziek was.

Slide 18 - Slide

Waarom werden er vakbonden opgericht door de arbeiders?

Slide 19 - Open question

Slide 20 - Slide

Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.

Slide 21 - Open question

Slide 22 - Slide

Heeft deze afbeelding met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.

Slide 23 - Open question

Slide 24 - Slide

Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.

Slide 25 - Open question

Leg het verband uit tussen de industrialisatie en de sociale kwestie in Nederland in de 19e eeuw (3p)

Slide 26 - Open question

Samenvattend
5.3 De sociale kwestie
Door armoede werkten ook kinderen in fabrieken (ongezond en gevaarlijk) in 1874 kwam het kinderwetje van Van Houten die fabrieksarbeid voor kinderen onder 12 jaar verbood. Daarnaast nam kinderarbeid af door stijgende lonen, mechanisatie van de landbouw en de leerplichtwet (1900).

De rijke burgerij profiteerde van de industriële revolutie. Onder arbeiders was veel ellende: kinderarbeid, slechte woonomstandigheden, lage lonen, lange werkdagen, gevaarlijke machines, gemakkelijk ontslagen, geen inkomen bij ziekte of ongevallen. Dit wordt de sociale kwestie genoemd.
Zieken, ouden en invaliden waren aangewezen op kerkelijke armenzorg  Ze konden daar geld en brood krijgen.
Werknemers richtten organisatie op om voor hun belangen op te komen, deze vakbonden dwongen bij werkgevers betere arbeidsomstandigheden af.

Na 1889 werden sociale wetten gemaakt die de zwakkere mens beschermden: uitkering bij ongevallen, minimumeisen voor woningen, leerplicht voor kinderen.



het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders in de 19e eeuw.
door de kerk georganiseerde hulp aan arme mensen.

Slide 27 - Slide