This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.
Als je overdrijft:
Het duurde tien jaar voordat je eindelijk eens terugbelde!
Als je iets afzwakt. Iets is minder mooi, groot of belangrijk dan het in werkelijkheid is.
Mijn rijke oom heeft een stulpje in Monaco gekocht.
Je ontkent het tegenovergestelde:
Daar ben ik niet blij mee!
Hij is niet vies van een haring.
Je zegt iets zodanig om een pijnlijke situatie te verzachten.
Ik moet even een sanitaire stop maken.