Domein D1

Domein D1
14.1 Typen bindingen tussen mensen
1 / 27
next
Slide 1: Slide
MaatschappijwetenschappenMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Domein D1
14.1 Typen bindingen tussen mensen

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Mind map

BINDINGEN
Mensen zijn van elkaar afhankelijk!

Type bindingen:
  1. Affectieve bindingen
  2. Cognitieve bindingen
  3. Economische bindingen
  4. Politieke bindingen

Slide 3 - Slide

SOORTEN BINDINGEN
Affectieve bindingen
  • Afhankelijkheden die te maken hebben met positieve en negatieve gevoelens van mensen voor elkaar
  • Bijv. Familie, vriend/vriendin, gezin, voetbalclub, land

Cognitieve bindingen
  • Afhankelijkheden die te maken hebben met het feit dat mensen van en aan elkaar leren
  • Bijv. Docenten, vrienden, werk, ouders

Slide 4 - Slide

SOORTEN BINDINGEN
Economische bindingen
  • Afhankelijkheden die te maken hebben met de productie en distributie van schaarse goederen
  • Bijv. Kleding, voedsel, onderdak, handel

Politieke bindingen
  • Afhankelijkheden die te maken hebben met de macht die mensen hebben
  • Bijv. Politie, rechters, politici

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Domein D1
14.2 Groepsvorming

Slide 7 - Slide

GROEPSVORMING
Bindingen die tot stand komen tussen meer dan twee mensen, doordat ze elkaar beïnvloeden en gemeenschappelijke waarden en normen ontwikkelen.

Groepsvorming bepaalt wie er wel en niet
bij de groep mag horen (insluiting en
uitsluiting)

Slide 8 - Slide

SOORTEN GROEPEN
Formele groep (werk / vakbond)
Hebben vast omschreven doelen, vastgelegde regels en procedures, bepaalde rolstructuur en hiërarchie

Informele groep (vriendengroep)
Stilzwijgende binding zonder vastgelegde doelen, regels, procedures , normen, rollenstructuur en hiërarchie

Slide 9 - Slide

DROPPING OUT
Er niet meer bij willen horen

Bijvoorbeeld:
- Lidmaatschap opzeggen
- Uit het team stappen

(Eigen keuze)

Slide 10 - Slide

UITSLUITING
Er niet meer bij mogen horen

Bijvoorbeeld:
- Royeren van een lid
- Discriminatie

(Niet eigen keuze)

Slide 11 - Slide

AFHAKEN
Er niet meer bij kunnen horen

Bijvoorbeeld:
- Armoede
- Werkloosheid

(Niet per se eigen keuze)

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Video

Domein D1
14.3 Sociale cohesie als bindmiddel voor de samenleving

Slide 14 - Slide

SOCIALE COHESIE
Het aantal en de kwaliteit van de bindingen die mensen in een ruimer sociaal kader met elkaar hebben,

Het gevoel een groep te zijn,

Lid te zijn van een gemeenschap,

De mate van verantwoordelijkheid voor elkaars welzijn en de mate waarin anderen daar ook een beroep op kunnen doen.

Slide 15 - Slide

BEVORDEREN SOCIALE COHESIE
Factoren die sociale cohesie bevorderen:

  1. Wederzijdse afhankelijkheid
  2. Dwang
  3. Gedeelde waarden en normen (saamhorigheidsbesef)

Slide 16 - Slide

INTER OF INTRA
Sterke cohesie in een groep kan leiden tot conflicten tussen groepen. Hierdoor wordt de cohesie in groter verband verzwakt.

Een zwakke sociale cohesie in groepen leiden tot een sterkere sociale cohesie tussen groepen. Hierdoor wordt de cohesie in het grotere verband versterkt.

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Video

Domein D1
14.4 De functie van sociale controle

Slide 19 - Slide

SOCIALE CONTROLE
Sociale controle : mensen halen andere mensen over zich op een bepaalde manier te gedragen.

Formele sociale controle : op grond van formele wetten of besluiten de taak hebben gekregen om ervoor te zorgen dat mensen zich aan de regels houden. Deze regels zijn formeel vastgelegd.

Informele sociale controle : activiteiten van mensen in het dagelijkse leven, die anderen ertoe brengen of dwingen om zich aan regels te houden.

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Domein D1
14.5 Sociale institutie

Slide 22 - Slide

SOCIALE INSTITUTIE
Een complex van min of meer geformaliseerde regels die het gedrag van mensen en hun onderlinge relaties bepalen.

Slide 23 - Slide

KENMERKEN SOC. INSTITUTIES
Kenmerken sociale instituties:
  • Vaak een lange traditie;
  • Zijn vrij stabiel, maar ook relatief veranderlijk omdat het gedragspatronen van mensen betreft;
  • Hebben een ‘eigen realiteit’. Dit houdt dat een individu ze niet op eigen kracht zomaar kan veranderen.
  • Zijn niet alleen gebaseerd op dwingende macht, maar berusten vaak ook op gezag. 

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Video

Wat is geen institutie?
A
Leerplicht
B
Koningshuis
C
Fantasie
D
Familie

Slide 26 - Quiz

Een sociale institutie is eerder een...
A
Gedragsregel
B
Waarde
C
Formele regel
D
Grondwet

Slide 27 - Quiz