Paragraaf 2.1 - Stoffen in huis

2.1 Stoffen in huis
1 / 19
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 19 slides, with interactive quiz, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 5 min

Items in this lesson

2.1 Stoffen in huis

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
2.1.1 Je kunt vier stofeigenschappen noemen.
2.1.2 Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
2.1.3 Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.2.1.1 Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om stoffen te herkennen.
2.1.2 Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen.
2.1.3. Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
2.1.4 Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven.
2.1.5 Je kunt het verschil uitleggen tussen H- en P-zinnen. (EXTRA)

Slide 2 - Slide

Introductie
Overal in huis vind je flessen, potjes en blikken met stoffen. Kijk maar eens rond in de keuken, de badkamer, de garage, het medicijnkastje enzovoort. Je komt er stoffen tegen zoals keukenzout, suiker, azijn, spiritus, tandpasta, wasbenzine, motorolie, paracetamol, afwasmiddel enzovoort (figuur 1).

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Stoffen herkennen

Sommige stoffen in huis lijken veel op elkaar. Je ziet dan niet meteen met welke stof je te maken hebt. Wasbenzine, water en alcohol zien er bijvoorbeeld precies hetzelfde uit. Het zijn alle drie heldere, kleurloze vloeistoffen.
  


Soms helpt het om aan de stoffen te ruiken. Veel stoffen hebben een kenmerkende geur waaraan je ze meteen herkent. Denk aan de geur van benzine of de geur van het chloorgas dat je in een zwembad ruikt.

Je moet daarbij wel oppassen: sommige stoffen kunnen de slijmvliezen van neus en longen irriteren. Ruik daarom voorzichtig: haal de dop van de fles, wuif met je hand boven de hals heen en weer en snuif een beetje van de damp op (figuur 2). Zo voorkom je dat je te veel van een irriterende stof binnenkrijgt.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Stoffen onderscheiden

Eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen, noem je stofeigenschappen. Je kunt ze gebruiken om stoffen van elkaar te onderscheiden. Voorbeelden van stofeigenschappen zijn:
  


• geur: alcohol heeft een andere geur dan benzine;
• kleur: koper is rood-oranje, goud is geel, lood is grijs;
• smaak: suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout;
• brandbaarheid: benzine is brandbaar, water niet.



Slide 8 - Slide

Een stofeigenschap is een eigenschap waar je een stof aan kunt

Slide 9 - Open question

Afbeelding 3: In deze voorraadkast staan voedingsmiddelen.

Slide 10 - Slide

Stoffen en veiligheid
Sommige stoffen die in het huishouden worden gebruikt, kunnen gevaarlijk zijn. Denk maar eens aan spiritus, wasbenzine, chloor, ammonia en allerlei medicijnen. Een stof kan bijvoorbeeld gevaarlijk zijn:

Slide 11 - Slide

Een stof kan bijvoorbeeld gevaarlijk zijn:

• als je de stof inademt;
• als je de stof inslikt;
• als je de stof op je kleren, op je huid of in je ogen krijgt;
• als je met vuur bij de stof komt;
• als je de stof mengt met een andere stof.

Slide 12 - Slide

Daarom staan er waarschuwingen op de verpakkingen van gevaarlijke stoffen. De gevaren worden bovendien aangegeven met pictogrammen. Zo’n pictogram wordt ook wel een gevarensymbool genoemd. In figuur 3 vind je zes gevarensymbolen met hun betekenis.

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Kindveilige doppen
Flessen met gevaarlijke stoffen hebben vaak kindveilige doppen. Deze moet je eerst stevig indrukken, voordat je ze kunt losschroeven.

Slide 15 - Slide

EXTRA H-zinnen en P-zinnen

In figuur 4 zie je het etiket op een fles gootsteenontstopper. Op het etiket staan, behalve een pictogram, ook een aantal H- en P-zinnen. Een H-zin geeft aan voor welk gevaar je moet oppassen. De H staat voor Hazard (gevaar). Een P-zin geeft aan welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen. De P staat voor Precaution (voorzorgsmaatregel).

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

EXTRA Gootsteenontstopper
Gootsteenontstopper is een schadelijke stof. Het kan je ogen en je huid ernstig aantasten. De H-zinnen maken het gevaar duidelijk, zoals in H319: veroorzaakt ernstige oogirritatie. In de P-zinnen staan passende voorzorgsmaatregelen, zoals in P280: beschermende handschoenen, oogbescherming, beschermende kleding dragen.
  

Een fabrikant mag de H- en P-zinnen niet zelf verzinnen, maar moet zich houden aan een officieel vastgestelde lijst. Die lijst is sinds 2015 in de Europese Unie van kracht: het GHS (Globally Harmonised System of Classification and Labelling of Chemicals). Voor 2015 werd er een systeem gebruikt met R- en S-zinnen. De R stond voor Risk (gevaar) en de S voor Safety (veiligheid). Op internet kom je nog veel verouderde informatie over dit systeem tegen.

Slide 18 - Slide

Opdrachten
Wat: lees paragraaf 2.1 
Huiswerk: opdrachten 1 t/m 9 van paragraaf 2.1 & Test jezelf
Hoe: helemaal stil! muziek mag in!
Hulp: Geen
Tijd: 50 minuten lang
Klaar?: ga bezig met een ander vak! 

Slide 19 - Slide