2. Actief lezen: stap 2, 3 en 4

Examentraining
Examentraining
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Examentraining
Examentraining

Slide 1 - Slide

Herhaling: tijdsindeling
- Eerste lange tekst: ongeveer 60 minuten
- Andere drie teksten samen: ongeveer 100 minuten
- Antwoorden nalopen op spelling en formulering: 20 minuten

Slide 2 - Slide

Actief lezen
Om de examentekst goed te begrijpen en de vragen goed te beantwoorden lees je de tekst actief:
- onderstrepen
- markeren
- van aantekeningen voorzien

Actief lezen doe je in vier stappen

Slide 3 - Slide

Actief lezen: stap 1
Wat is de eerste stap ook alweer?
Hoeveel tijd trek je hiervoor uit?
Wat lees je bij de eerste stap? 

Slide 4 - Slide

Actief lezen: stap 1
Globaal lezen
5 minuten
Lees:
  • titel
  • bron
  • inleiding
  • slot

Slide 5 - Slide

Actief lezen - stap 2

doelgericht lezen

15 minuten

Slide 6 - Slide

Stap 2: doelgericht lezen
- Scan de hele tekst
- Onderstreep de kernzinnen
- Markeer of omcirkel signaalwoorden

Slide 7 - Slide

De kernzinnen vind je op de voorkeursplaatsen. Waar vind je de kernzin?
A
de eerste zin van een alinea
B
de laatste zin van een alinea
C
de tweede zin van een alinea
D
A, B en C zijn alle drie juist

Slide 8 - Quiz

Stap 2: doelgericht lezen
Bekijk de vragen en ga na of er een vraag is over de tekstindeling, waarin tussenkopjes genoemd worden.  

 

Slide 9 - Slide

Tips tussenkopjesvraag
- Kijk goed naar welk tussenkopje er gevraagd wordt
- De tussenkopjes staan altijd al in de juiste volgorde. Tussenkopje 1 komt dus voor tussenkopje 2 in de tekst. 

Slide 10 - Slide

Bij welke alinea begint deel 1: De media en het dierensentiment?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Slide

Vraag 2: Bij welke alinea begint deel 2: Verklaring media-aandacht voor het dierensentiment?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Bij welke alinea begint deel 3: Eenzijdige benadering van het dierennieuws

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Slide

Tussenkopjes
Plaats de tussenkopjes in je examentekst.

Slide 17 - Slide

Stap 2: doelgericht lezen
Noteer de functies van het slot (samenvatting, conclusie, afweging); markeer de hoofdgedachte. 
Bepaal opnieuw de tekstsoort en het schrijfdoel vast; klopten je eerste vermoedens?

Slide 18 - Slide

Onderstrepen en markeren
Blijf doorlezen en sta er niet bij stil of je bijvoorbeeld wel de juiste zin hebt onderstreept. Onderstrepen en markeren zijn slechts hulpmiddelen, geen doel op zich. 

Slide 19 - Slide

De functie van alinea 20 is
A
samenvatting
B
conclusie
C
afweging

Slide 20 - Quiz

Stap 2: doelgericht lezen
Geef aan welke alinea's met elkaar verbonden zijn, bijvoorbeeld doordat ze een opsomming of tegenstelling vormen. 
Noteer belangrijke functies in de kantlijn, zoals stelling, voorbeelden, argumenten of weerlegging.

Slide 21 - Slide

Welke functie hebben alinea's 2 tot en met 6?
A
stellingen
B
voorbeelden
C
argumenten
D
weerleggingen

Slide 22 - Quiz

10. Welke functie hebben de alinea’s 9, 10 en 11 samen ten opzichte van alinea 8? Kies uit: constatering, definitie, gevolg,
oorzaak, verklaring, voorwaarde en weerlegging.

Slide 23 - Open question

Opvallende functies van alinea's
Alinea 2 t/m 6: voorbeelden
Alinea 7: constatering
Alinea 8 t/m 11: gevolgen
Alinea 12: voorbeeld


Slide 24 - Slide

Stap 3: intensief lezen
40 minuten
Maak de vragen en werk in de aangegeven volgorde, want soms helpt de eerste vraag om de tweede vraag te beantwoorden. 

Slide 25 - Slide

Stap 3: intensief lezen
Wordt er in een vraag een citaat gegeven? Markeer dat citaat dan in de tekst. Vaak vind je het antwoord op de vraag vlak voor of achter het citaat. 

Slide 26 - Slide

Stap 3: intensief lezen
Zoek moeilijke woorden alleen op als de betekenis daarvan cruciaal lijkt.
Blijf niet te lang nadenken over een vraag waarop je het antwoord niet weet. Soms vind je in een latere vraag een aanwijzing.

Slide 27 - Slide

Stap 4: antwoorden nalopen
5 minuten
Controleer of je alle vragen beantwoord hebt.
Bij de open vragen: sluit je antwoord aan op de gestelde vraag? 
Verbeter taalfouten, zoals vergeten hoofdletters, fouten in interpunctie, werkwoordspelling en overige spelfouten.

Slide 28 - Slide