This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Startklaar
Ik heb mijn boeken en laptop bij mij en op tafel
Ik heb mijn tas op de grond
Ik heb mijn jas uit en over de stoel
Ik heb geen oortjes/koptelefoon in
Ik heb mijn telefoon in mijn jas/tas/broekzak
Ik eet en drink niet in de klas
Slide 1 - Slide
Leerdoelen
Ik ken de woordjes die te maken hebben met plezier maken.
Ik kan een kort ja/nee antwoord geven op een vraag.
Ik ken de voorzetsels van tijd en kan deze herkennen en gebruiken.
Slide 2 - Slide
Oefening 16, page 17
at
on
I can.
in
I wouldn't.
I have.
at
at
Slide 3 - Slide
Korte ja/nee antwoorden
In het Engels geef je nooit antwoord met alleen maar ja of nee. Je herhaalt altijd het werkwoord uit de vraag, en dit sluit natuurlijk aan bij de ja of nee.
Can he eat? Yes, he can, of … no, he can’t
Will they tell? Yes, they will, of … no, they won’t
Slide 4 - Slide
ON
Gebruik je bij dagen en data
My birthday is on April 2nd The party is on Friday
Slide 5 - Slide
IN
Gebruik je bij maanden, jaartallen, seizoenen en dagdelen
We will go in June In summer I will see my grandmother Where will you go in the evening
Slide 6 - Slide
AT
Gebruik je om aan te geven hoe laat het is
Gebruik je bij sommige uitdrukkingen.
You should be there at eight At 12:30 my doctor will call me
I have no plans at Christmas
They will go at the weekend
Slide 7 - Slide
Welk voorzetsel hoort op de open plek? We are leaving the country .... October
A
on
B
in
C
at
Slide 8 - Quiz
Vul het juiste woordje in: My father is ..... small, he's only 1,58m.
A
extra
B
quite
C
turned out
D
generous
Slide 9 - Quiz
Wat is het juiste antwoord op de vraag: Will they go home tonight?
A
Yes, they won't
B
No, they won't
C
Yes, they won't
D
No, they don't
Slide 10 - Quiz
Schrijf in het Engels: ontwikkeling
Slide 11 - Open question
Wat is het juiste antwoord op de vraag: Do you sleep well?
A
Yes, I sleep
B
Yes, I don't
C
No, I don't
D
No, I do
Slide 12 - Quiz
Vul het juiste voorzetsel in: His brother works ... Divali.
Slide 13 - Open question
Welk voorzetsel hoort op de open plek? She always does her homework ... the afternoon
A
on
B
in
C
at
Slide 14 - Quiz
Schrijf in het Engels: collega
Slide 15 - Open question
Vul het juiste voorzetsel van tijd in: His birthday is .... a Monday
A
on
B
at
C
in
Slide 16 - Quiz
Schrijf in het Engels: afleiden
Slide 17 - Open question
Vertaal naar het Nederlands: fairground
A
mooie grond
B
kerstterrein
C
eerlijke grond
D
kermisterrein
Slide 18 - Quiz
Geef een kort antwoord op de volgende vraag: Has he done his homework? (+)
Slide 19 - Open question
Geef een kort antwoord op de volgende vraag: Can she eat all the food? (-)