This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 40 min
Items in this lesson
Lezen in je meegenomen leesboek.
timer
10:00
Slide 1 - Slide
Lesdoelen
- Je kunt de personages uit jouw boek beschrijven.
- Je kunt hun karakters beschrijven.
- Je kunt de relaties van de personages tot elkaar beschrijven.
-Je kunt een mindmap maken.
Slide 2 - Slide
Wat zijn de belangrijkste personages in jouw boek?
Slide 3 - Open question
Personages in verhalen
Karakter
Een personages heeft een karakter. Soms wordt het karakter heel goed uitgewerkt door een schrijver en weet je veel van het personage. Zo'n personage heeft een vol karakter. Soms weet je juist niet veel van een personage. Zo'n personage heeft een vlak karakter.
Relaties
Personages in boeken staan altijd in relatie tot andere personages in het boek. Soms verandert zo'n relatie. In het begin kunnen ze bijvoorbeeld bevriend zijn en later kunnen ze elkaar juist niet aardig vinden. De emotionele relatie is dan veranderd.
Hoofdfiguren
Sommige personages zijn heel belangrijk voor een verhaal. Dit noemen we hoofpersonages/hoofdfiguren.
Bijfiguren
Sommige personages hebben een kleine rol in een verhaal. Deze personages noemen we bijfiguren.
Slide 4 - Slide
Zoek een foto waarvan jij vindt dat hij/zij op jouw personages lijkt.
timer
4:00
Slide 5 - Open question
Opdracht:
1.Je gaat nu samen met je klasgenoot in Google Docs een mindmap of aantekeningenvel maken waarop je in het midden of bovenaan de titel van jullie boek en de schrijver zetten.
2. Je maakt een tak met personages onderverdeeld in hoofdfiguren en bijfiguren.
3. Bij elk van de personages geef je de relatie aan en het karakter.
timer
10:00
Slide 6 - Slide
Tijd in een verhaal
Vertelde tijd
De tijd die er verstrijkt in een verhaal, bijvoorbeeld een uur of tien jaar. De verhouding tussen verteltijd-vertelde tijd is van belang bij de opbouw van een verhaal. Je kunt een boek van 500 bladzijden schrijven over een dag of 50 bladzijden over tien jaar.
Verteltijd
De tijd die je er over doet om een verhaal te vertellen. Deze tijd gaat over de lengte van een boek, bijvoorbeeld 85 bladzijden.
Tijdsprong
De schrijver slaat een gebeurtenis/gebeurtenissen over.
Tijdvertraging
De schrijver vertelt met zeer veel details, bijvoorbeeld over de omgeving, gevoelens. hierdoor vertraagt het verhaal.
Slide 7 - Slide
Opdracht mindmap
1. Overleg samen met je duolezer welke gebeurtenissen in jouw boek belangrijk zijn voor het verhaal.
2. Noteer de belangrijkste gebeurtenissen op je mindmap.
3 Hoe zou je deze gebeurtenissen in beeld kunnen brengen of kunnen vertellen in jouw boekenvlog?
Slide 8 - Slide
Huiswerk
Lever de mindmap of aantekeningendocument in via de Classroom.
Ben je eerder klaar?
Ga lezen in je leesboek of ga werken aan app werkwoordspellen.
Slide 9 - Slide
Noem 2 dingen die je vandaag in de les Nederlands hebt geleerd.