les 6

Was machen wir Heute?
1. logo.de sehen
2. Klein so'tje over de woordjes A Kapitel 2
3. Arbeit mit dem Buch
2. Arbeit mit dem Arbeitsblatt

1 / 44
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Was machen wir Heute?
1. logo.de sehen
2. Klein so'tje over de woordjes A Kapitel 2
3. Arbeit mit dem Buch
2. Arbeit mit dem Arbeitsblatt

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Link

Und jetzt ein Test.
Hast du die Wörter gelernt?

Slide 3 - Slide

Was habe ich gelernt? Übersetze die Wörter ins Deutsche
NL - DU
DU - NL
1. verwachten
2. de maag
3. de dokter
4. de tanden
5. de koorts
6. het ziekenhuis
7. moe
8. gebeuren
9. 's nachts
10. meestal
11. der Rücken
12. der Mund
13. die Nase
14. die Nerven
15. die Schmerzen
16. an der Reihe sein
17. entdecken 
18. abends
19. morgens
20. kaum 
timer
8:00

Slide 4 - Slide

Die Verben 
Packt eure Handys und logt ein bei LessonUp

Slide 5 - Slide

wonen = wohnen
ik woon = ich _________
A
wohne
B
wohnen
C
wohnt
D
wohnst

Slide 6 - Quiz

zwemmen = schwimmen
jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen

Slide 7 - Quiz

schrijven = schreiben
hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 8 - Quiz

spelen = spielen
Er__________ gerne Fußball.

Slide 9 - Open question

houden van = lieben
Ich __________ dich!

Slide 10 - Open question

Ich .... Lehrer. (sein)
A
sind
B
bin
C
seid
D
bist

Slide 11 - Quiz

maken = machen
Wir __________ gern Musik!

Slide 12 - Open question

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 13 - Quiz

Wir .... Hausaufgaben gemacht. (haben)
A
hat
B
habe
C
habt
D
haben

Slide 14 - Quiz

Lisa ..... krank (sein)
A
bist
B
sind
C
ist
D
bin

Slide 15 - Quiz

Ihr ... zu spät (sein)
A
seid
B
sind
C
bin
D
bist

Slide 16 - Quiz

Ich ... etwas gemacht (haben)
A
haben
B
habe
C
habt
D
hat

Slide 17 - Quiz

het werkwoord 'werden'
ich
du
e/s/e
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 18 - Drag question

werden
Ihr ....... das jetzt sagen!
A
wird
B
werdet
C
werden
D
werde

Slide 19 - Quiz

welke 2 betekenissen heeft werden?

Slide 20 - Open question

werden
Du ........... morgen 10 oder?
A
werde
B
wirst
C
werdest
D
wird

Slide 21 - Quiz

Weil er immer gesund isst, ist Tom sehr groß ................... (werden)

Slide 22 - Open question

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 23 - Drag question

wonen = wohnen
ik woon = ich _________
A
wohne
B
wohnen
C
wohnt
D
wohnst

Slide 24 - Quiz

zwemmen = schwimmen
jij zwemt = du ______________
A
schwimme
B
schwimmst
C
schwimmt
D
schwimmen

Slide 25 - Quiz

schrijven = schreiben
hij schrijft = er ______________
A
schreiben
B
schreibst
C
schreibt
D
schreibe

Slide 26 - Quiz

spelen = spielen
Er__________ gerne Fußball.

Slide 27 - Open question

houden van = lieben
Ich __________ dich!

Slide 28 - Open question

maken = machen
Wir __________ gern Musik!

Slide 29 - Open question

ich
du
er/sie/es/man

wir
ihr
sie/Sie
Sleep de werkwoorden naar de juiste plek
schrijven= schreiben
schreibe
schreibst
schreibt
schreibt
schreiben
schreiben

Slide 30 - Drag question

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 31 - Drag question

.... du gerne?
A
tanzst
B
tanzt
C
tanztt
D
tanzet

Slide 32 - Quiz

Meine Mutter .... gerne mit dem Zug.
A
reist
B
reisest
C
reizt
D
reisst

Slide 33 - Quiz

Der Schüler ... auf die Frage
A
antwort
B
antwortet
C
antwortt
D
antwortest

Slide 34 - Quiz

Wir wiederholen die Fälle:
Mache bitte Übung 15, 16 und 17 auf Seite 60 - 61

Slide 35 - Slide

Wir lesen einen kleinen Text

Slide 36 - Slide

Bingo - Spiel 
1. Spielmaterial: Jeder Schüler erhält eine Bingo-Karte und einen Stift.
2. Spielbeginn: Der Lehrer ruft zufällig Wörter von der Liste. Die Schüler hören aufmerksam zu.
3. Wörter Markieren: Wenn ein Schüler das ausgerufene Wort auf seiner Karte hat, markiert er es mit dem Stift.
4. Bingo!: Sobald ein Schüler eine komplette Reihe (waagerecht, senkrecht oder diagonal) markiert hat, ruft er laut "Bingo!".
5. Gewinner: Der erste Schüler, der "Bingo!" ruft, ist der Gewinner des Spiels. Der Lehrer überprüft die markierten Wörter zur Bestätigung.
6. Spielende: Das Spiel kann weitergehen, bis mehrere Schüler "Bingo!" erreicht haben oder alle Wörter ausgerufen wurden.
7. Ziel des Spiels: Das Ziel ist, dass die Schüler auf spielerische Weise die deutschen Wörter üben und sich mit ihnen vertraut machen.

timer
10:00

Slide 37 - Slide

 Rollenspel - Bezoek aan een Duitse Dokter (20 minuten)
Leerling 1 (Patiënt): "Hallo, dokter. Ik voel me niet goed."   Leerling 2 (Dokter): "Hallo. Wat is er aan de hand?"
L1: "Ik heb buikpijn."                                                                                             L2: "Heb je koorts of hoofdpijn?"
L1: "Ja, ik heb koorts en hoofdpijn."                                                               L2: "Heb je iets speciaals gegeten?"
L1: "Nee, alleen normaal eten."                                                                          L2: "Het klinkt als griep."
L1: "Wat moet ik doen?"                                                                                    L2: "Ik geef je medicijnen. Je moet rusten."
L1: "Moet ik thuisblijven?"                                                                                  L2: "Ja, blijf thuis en drink veel water."
L1: "Oké, dank je. Hoe lang moet ik de medicijnen innemen?"     L2: "Neem ze drie dagen. Als het niet beter wordt, kom dan terug."
L1: "Dank je, dokter."                                                                                         L2: "Beterschap. Rust goed uit."
timer
10:00

Slide 38 - Slide

Opdracht: 'Mijn Gezonde Dag': Doel: 
In deze opdracht zul je een 'gezonde dag' plannen en gebruiken we Duitse woorden en zinnen om deze dag te beschrijven.
Stappen:
1. Je werkt met je buurman: 
2. Dagindeling: Plan een 'gezonde dag' met activiteiten zoals sporten, gezonde maaltijden en ontspanning.
3. Gebruik de woorden uit het hoofdstuk of woordenboek

Presentatie: Jullie vertellen wat voor plan jullie ontworpen hebben. 

timer
10:00

Slide 39 - Slide

Übung 5 Seite 50 - 51
Übung 14 Seite 56-57 und 58 - 59
timer
10:00

Slide 40 - Slide

Übung 5 Seite 50 - 51

1 Er wordt te veel vlees en te weinig groente aangeboden. Er is te weinig keuze aan gerechten.
2 Leerlingen hebben te weinig tijd om te eten. Er wordt door scholen te veel op de prijs en te weinig op de kwaliteit gelet.
3
A Basisscholen waar een middagmaal wordt aangeboden.
B 15% van de leerlingen van 3 tot 17 is te dik.
C kinderen die op school of kinderdagverblijven eten.
D Scholen die 45 minuten pauze hebben.
4
1 en, opsomming
2 maar, tegenstelling
3 omdat, conclusie
4 ook, opsomming
5 bovendien, opsomming
6 in plaats van, tegenstelling

Slide 41 - Slide

Übung 14 Seite 56-57 und 58 - 59
1 C
2
1 der Meister
2 wolke
3 wanninchen
4 wolke
5 Pascal
6 Schafskopf, wanninchen
7 der Meister
8 wolke
3 Tattoo dafür: is een sieraad voor je lichaam en mooi. Het is je eigen lichaam. Tattoo gegen: je bent nog te jong, later heb je misschien spijt, weglaseren later kost veel geld en doet pijn. Denk er eerst goed over na.
4 C

Slide 42 - Slide

Übung 14 II Seite 56-57 und 58 - 59
1
Voorbeeldantwoord:
Veel fitnessmodellen / acteurs / beroemde personen posten foto’s van zichzelf op sociale media. Geven tips over voeding / training.
2 Meisjes willen er goed uit zien. Jongens willen beroemd worden op Instagram en er geld mee verdienen.
3 1 Patrick Eppensteiner, 2 Simon und Michael, 3 Michael, 4 Celine-Marie, Samim und Tamim, 5 Mischa Kläber, 6 Celine-Marie
4 D

Slide 43 - Slide

Hausaufgaben 
  • Wiederhole Wörter A und B
  • Lerne Wörter DF
  • Wiederhole die Konjugation der Verben
  • Wiederhole die Fälle
  • Mache ein Gespräch beim Arzt 

Slide 44 - Slide