Van werkwoordkwelling naar werkwoordspelling met Shaun

VAN WERKWOORDKWELLING NAAR WERKWOORDSPELLING
1 / 39
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 39 slides, with text slides.

Items in this lesson

VAN WERKWOORDKWELLING NAAR WERKWOORDSPELLING

Slide 1 - Slide

Wat voor werkwoord is het?
Stap 1
1. Persoonsvorm

2. Voltooid deelwoord

3. Hele werkwoord (infinitief)

Slide 2 - Slide


  • Wat het verschil is tussen sterke en zwakke werkwoorden.
  • Hoe je de persoonsvorm vindt. 
  • Hoe je het voltooid deelwoord herkent.
Dit is belangrijk bij werkwoordspelling!

Slide 3 - Slide

Sterke werkwoorden....


drink-dronk-gedronken (niet drinkte)
loop-liep-gelopen (niet loopte)
eet-at-gegeten

Het voltooid deelwoord eindigt op -en (lezen las gelezen)


....zijn zooo sterk dat ze van klank veranderen in de verleden tijd!!

Slide 4 - Slide

De klank in de verleden tijd verandert niet. 

Persoonsvorm verleden tijd: -de of -te achter de ik-vorm. 

Het voltooid deelwoord eindigt op -d of -t. 




Zwakke werkwoorden
stoppen - stopte - gestopt

Slide 5 - Slide

 persoonsvorm

Slide 6 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd
 (PV TT)
fsdfsdfsf

1. De vraagproef: maak de zin vragend.

2. De tijdproef: zet de zin in een andere tijd. 
Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 7 - Slide

Maak de zin vragend. Het werkwoord dat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
Heeft de jongen de auto zwart gespoten?

Heeft komt vooraan te staan dus heeft is de persoonsvorm. 
De vraagproef

Slide 8 - Slide

Zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm. 

De jongen heeft de auto zwart gespoten. 
De jongen had de auto zwart gespoten. 

heeft verandert in had dus heeft is de persoonsvorm. 
De tijdproef

Slide 9 - Slide

Ik: ik-vorm
Ik lees een boek. 

Hij/jij/zij/u/het: ik-vorm + t
Jij leest een boek. 
U wordt moe van rennen. 

Wij: hele werkwoord
Wij worden moe. 



Regels persoonsvorm 
tegenwoordige tijd

Slide 10 - Slide


Hierbij gebruik je 't ex fokschip

ik/hij/jij/zij (enkelvoud): ik vorm + -de of -te
wij/zij/jullie (meervoud): ik vorm + -den of -ten

Staat de laatste letter  in 't ex kofschip, dan -te(n)
Staat de laatste lekker NIET in 't ex kofschip, dan -de(n)

Regels persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 11 - Slide


Werkwoord printen
Gisteren printte ik de kaarten. 

stam = print (laatste letter stam is 't')
de 't' zit in 'T SeXyFoKSCHaaP = + -te
ik-vorm: ik printte


Persoonsvorm verleden tijd
zwakke werkwoorden

Slide 12 - Slide

Persoonsvorm verleden tijd zwakke werkwoorden
Gebruik 'T  SeXyFoKSCHaaP

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide


De klank in de verleden tijd verandert.

ik loop - ik/hij/zij/jij/het liep - wij/zij/jullie lopen - wij liepen 

GEEN 


Persoonsvorm verleden tijd
sterke werkwoorden

Slide 15 - Slide

 voltooid deelwoord

Slide 16 - Slide

'T SeXyFoKSCHaaP gebruiken we alleen bij:

1. Persoonsvorm VT zwakke werkwoorden
2. Voltooid deelwoord
Zit de laatste letter van de stam (hele werkwoord -en) in fsfff  dan gebruikt je een 't'. 

Zit de laatste letter van de stam NIET in dfdsf  dan gebruik je een 'd'. 

Slide 17 - Slide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Staat vaak aan het einde van de zin.

Aan het begin van het voltooid deelwoord staat vaak ge- be- ver- ont-

Eindigt op
  • -d of -t (zwakke werkwoorden) bijv. geopereerd, gevist
  • -en (sterkte werkwoorden) bijv. gegeten, gelopen

Er staat altijd een een ander werkwoord in de zin, een hulpwerkwoord: hebben, zijn, worden

Eindigt nooit op -dt!!!!!
Hoe vind je het voltooid deelwoord

Slide 18 - Slide

Vervoeging 'zijn'
Vervoeging werkwood 'zijn'

Slide 19 - Slide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
  • Staat nooit als enige werkwoord in een zin. 
  • Er staat altijd een vorm van hebben, zijn, worden bij. 

Ik heb in de vakantie gewerkt (zwak). 
De brug wordt hersteld (zwak). 
Mijn zus is vertrokken (sterk).



Voltooid deelwoord

Slide 20 - Slide

Hoe vind je een voltooid deelwoord
Gebruik 'T SeXyFoKSCHaaP

De brandweer heeft het vuur geblus... 
  • er staat een vorm in van hebben, zijn, worden, namelijk heeft
  • voorzetsel -ge
  • einde van de zin
Ja, we hebben te maken met een voltooid deelwoord!
Hele werkwoord: blussen
Stam: bluss
Laatste letter stam, de 's', zit WEL in 'T SeXyFoKSCHaaP; dan komt er een 't'. 
geblust
Voltooid deelwoord

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Mijn broer moet morgen voetballen.
PV = moet
Er is geen voltooid deelwoord. 
voetballen = hele werkwoord (infinitief)

Hij moet nu gaan

Mijn vriend moet morgen optreden
Hele werkwoord

Slide 23 - Slide

Hele werkwoord + d

Sabine en Claire gaan fietsend naar de training.
Lachend vertellen Jarie en Marie een grap.
Huilend vertelde ze het verhaal. 
Onvoltooid deelwoord

Slide 24 - Slide

Een zelfstandig naamwoord: mens, dier of ding
Je kunt er de, het of een voorzetten. 
- het huis - de fiets - een appel

Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over het zelfstandige naamwoord: de blauwe fiets, de gekke auto
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 25 - Slide

Maak van het voltooid deelwoord een bijvoeglijk naamwoord.
Tip: schrijf het zo kort mogelijk 

verdwalen - De peuters zijn verdwaald - De verdwaalde peuters
sluiten - De winkel is gesloten - De gesloten winkel
breken - Ik heb mijn arm gebroken - De gebroken arm
Voltooid deelwoord als bijvoeglijk naamwoord

Slide 26 - Slide


Afspraak

Als het kan:
schrijven volgens de Nederlandse spellingregels (als een zwak werkwoord)

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 27 - Slide

Vergelijk 'werken' en 'relaxen' hieronder. Je vervoegt de werkwoorden op dezelfde wijze. 
Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 28 - Slide

DOWNLOADEN - stam download

Ik download veel muziek. PV TT EV
Hij downloadt veel muziek. PV TT EV
Wij downloaden veel muziek. PV TT MV
Ik downloadde veel muziek. PV VT EV
Hij downloadde veel muziek. PV VT EV
Wij downloadden veel muziek. PV VT MV
Wij hebben veel muziek gedownload. VD

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 29 - Slide

SMASHEN - stam smash

Ik smash de bal. PV TT EV
Hij smasht de bal. PV TT EV
Wij smashten de bal. PV TT MV
Ik smashte de bal. PV VT EV
Hij smashte de bal. PV VT EV
Wij smashten de bal. PV VT MV
Wij hebben de bal gesmasht. VD

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 30 - Slide


GOOGELEN / TACKELEN
(aangepaste) stam / ik-vorm: googel / tackel

Hij googelt (enkelvoud tt)
Wij tackelden (meervoud vt)
Zij hebben getackeld (voltooid deelwoord)
Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 31 - Slide


GRILLEN / STRESSEN
(aangepaste) stam / ik-vorm: gril / stres

Hij grilt (enkelvoud tt)
Wij stresten (meervoud vt)
Zij hebben gestrest (voltooid deelwoord)
Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 32 - Slide

GRILLEN / STRESSEN - stam: gril / stres

Ik gril / stres. PV TT EV
Hij grilt / strest. PV TT EV
Wij grillen / stressen. PV TT MV
Ik grilde / streste. PV VT EV
Hij grilde / streste. PV VT EV
Wij grilden / stresten. PV VT MV
Wij hebben gegrild / gestrest. VD

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 33 - Slide

Let op!

Als een werkwoord in het Engels op een 'e' eindigt, dan gebruik je bij de vervoeging als stam het hele Engelse werkwoord. 
Bijvoorbeeld bij 'managen' (stam: manage) schrijf je: ik manage 
Zo voorkom je dat je onuitspreekbare woorden krijgt als 'ik manag'.

Hetzelfde geldt voor werkwoorden als saven, deleten, timen, racen. 

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

TIMEN - stam: time

Ik time mijn tijd. PV TT EV
Hij timet zijn tijd. PV TT EV
Wij timen onze tijd. PV TT MV
Ik timede mijn tijd. PV VT EV
Hij timede zijn tijd. PV VT EV
Wij timeden onze tijd. PV VT MV
Wij hebben onze tijd getimed. VD

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 36 - Slide

RACEN - stam: race

Ik race in quads. PV TT EV
Hij racet in quads. PV TT EV
Wij racen in quads. PV TT MV
Ik racete in quads. PV VT EV
Hij racete in quads. PV VT EV
Wij raceten in quads. PV VT MV
Wij hebben in de quad geracet. VD

Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands

Slide 37 - Slide


ALS JE HET WERKWOORD IN HET ENGELS UITSPREEKT, DAN BEHOUD JE DE DUBBELE MEDEKLINKER NA DE STAM:

PASSEN / APPEN (deze werkwoorden spreek je op zijn Engels uit)
(aangepaste) stam / ik-vorm: pass / app (dubbel 's en 'p')

Hij passt de bal (enkelvoud tt)
Wij appten de leraar (meervoud vt)
Zij hebben hem geappt (voltooid deelwoord)
Spelling Engelse werkwoorden in het Nederlands
Let op: uitzondering!!!

Slide 38 - Slide

Beslisschema

Slide 39 - Slide