Oefentoets §11.1 t/m §11.5

Oefentoets hst 11
1 / 34
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 34 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets hst 11

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind jij dat je de doelen van hst 11 beheerst?
-1100

Slide 2 - Poll

This item has no instructions

Nu volgen er een aantal vragen over hst 11...succes!

Slide 3 - Slide

This item has no instructions


Wat is de beste omschrijving van chromosomen?
A
erfelijke eigenschappen
B
genen
C
opgerold DNA
D
opgerolde sliertjes in de celkern

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de afbeelding hiernaast. 
Zet vervolgens van groot naar klein
1
2
3
4
Cel
Chromosoom
Gen
DNA

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions


Tigo zegt: Het fenotype wordt bepaald door de erfelijke eigenschappen en de omgeving.
Mads zegt: Het genotype ligt vast, deze kun je niet aanpassen.
Wie heeft er gelijk?
A
Tigo
B
Mads
C
Tigo & Mads
D
Geen van beiden

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions


Thijn heeft bij de supermarkt zaden van een moestuinplantje gekregen. Hij besluit de zaden in de potjes met grond te doen en geeft ze regelmatig water. De zaadjes ontkiemen en het plantje gaat groeien. Wat kun je zeggen over het genotype en fenotype na ontkieming?
A
genotype: verandert fenotype: verandert
B
genotype: verandert fenotype: blijft het zelfde
C
genotype: blijft het zelfde fenotype: verandert
D
genotype: blijft het zelfde fenotype: blijft het zelfde

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions


Een gen is een deel van een chromosoom met de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions


Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 46 andere chromosomen.
A
juist
B
onjuist

Slide 9 - Quiz

Een mens heeft 2 geslachtschromosomen en 44 andere chromosomen
Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
Ze je in de afbeelding hiernaast de meiose of mitose?
A
Meiose
B
Mitose
C
Beiden
D
Niet te zeggen

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

23
46
Hoeveel chromosomen bevatten de onderste lichaamscellen afkomstig van een mens?

Slide 11 - Drag question

This item has no instructions



Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.
Welk gen is dominant?

A
Gen voor losse oorlellen
B
Gen voor vaste oorlellen
C
Geen van beiden
D
Niet te zeggen

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions



Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.
Hoe wordt het genotype van de ouders genoemd?

A
Heterozygoot
B
Homozygoot
C
Aa
D
aa

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions


Oorlellen kunnen vast of los zijn. De ouders in de afbeelding hiernaast hebben beide losse oorlellen.

Hoe noteer je het genotype van de ouders?
A
Heterozygoot
B
Homozygoot
C
Aa
D
aa

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions


Het kunnen rollen van je tong is afhankelijk van de aanwezigheid van een dominant gen.
Een zwangere moeder, die haar tong niet kan rollen, krijgt een kind met een vader die dit wel kan. Deze vader is heterozygoot voor deze eigenschap.

Hoe groot is de kans dat hun kind later kan tongrollen?
Maak een kruisingsschema op een kladblaadje
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Vul het schema verder in, kies de woorden uit het blok hiernaast.
Er blijven woorden over
Bruin is dominant
en de bruine cavia is heterozygoot!
bruin
wit
Aa (50%), aa (50%)
100% bruin
Aa
AA
AA, Aa, aa
aa
50% bruin
Aa (100%)

Slide 16 - Drag question

This item has no instructions



Bij mensen is het gen voor bruine ogen dominant over het gen van blauwe ogen. De vader van Juul en Jacques heeft blauwe ogen. Moeder heeft bruine ogen. Juul heeft blauwe ogen.
Hoe groot is de kans dat Jacques bruine ogen heeft?
Tip: Maak een kruisingsschema
A
0%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions


Uit welke stamboom kun je afleiden dat de rode kleur bij een bloem een dominante eigenschap is?
Tip!
Als 2 ouders met hetzelfde fenotype nakomelingen krijgen met een ander fenotype zijn de ouders heterozygoot (Aa). Het afwijkende fenotype is homozygoot ressecief (aa). Het fenotype van de ouders is dan dominant.
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions


Het gen voor krullend haar is dominant (A), dat voor stijl
haar is recessief (a). Een vrouw die homozygoot is voor stijl
haar krijgt vier kinderen van een man met krullend haar
(zie afbeelding). Wat is het fenotype van kind P?
A
krullend haar
B
stijl haar
C
aa
D
Aa

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions



De ziekte van Huntington is een erfelijke aandoening
die bepaalde delen van de hersenen aantast. Hiernaast is
van twee verschillende personen een chromosomenpaar
afgebeeld. De genen die bepalen of iemand de ziekte wel
of niet heeft, zijn aangegeven met letters.
Is het gen voor de ziekte dominant of recessief?
A
Het gen is dominant
B
Het gen is recessief
C
Dit is niet uit de gegevens op te maken

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions



Hiernaast zie je een deel van de stamboom van de familie van Lenthe.
Is de aandoening van Lenthe een recessieve of een dominante aandoening
Of kun je dat met behulp van deze stamboom niet bepalen?

Uit de uitleg moet blijken dat de opa en oma van Lenthe beide gezond zijn, maar een van hun kinderen niet. Dat kan alleen als de opa en oma ook het gen voor de ziekte hebben. Maar omdat opa en oma beide niet ziek zijn, moet het gen voor MCADD dus wel recessief zijn (1p)
A
recessieve aandoening
B
dominante aandoening

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions


Het skelet van de mens, zoals het er nu uitziet, is volgens de evolutietheorie ontstaan uit het skelet van voorouders door veranderingen in het erfelijk materiaal. Hoe wordt zo'n verandering in het erfelijk materiaal genoemd?

Slide 22 - Open question

This item has no instructions


Wat is de beste omschrijving van het genoom.
A
Alle genen op je chromosomen samen
B
Al het DNA aanwezig in het lichaam
C
Heel het genotype samen
D
Heel het fenotype samen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions


Hoeveel paar chromosomen heeft elke mens in zijn cellen?
A
23
B
46

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Het fenotype wordt bepaald door de erfelijke eigenschappen en de omgeving.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions


Een gen is een deel van een chromosoom met de erfelijke informatie voor één erfelijke eigenschap.
A
juist
B
onjuist

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions


Hiernaast zie je een deel van de chromosomenkaart van een mens.
Je ziet hier een deel van de chromosomen van een jongen.
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

This item has no instructions


Meiose vindt plaats bij vrouwen in de eierstokken.
A
juist
B
onjuist

Slide 28 - Quiz

This item has no instructions

De oefentoets is nu klaar.
Nu volgen er nog een aantal reflectievragen

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Hoe vind jij dat je de doelen van hst 11 beheerst nu je de toets gemaakt hebt?
0100

Slide 30 - Poll

This item has no instructions


Hoe is de oefentoets gegaan?

Slide 31 - Open question

This item has no instructions


Heb je al je huiswerk gemaakt?

Slide 32 - Open question

This item has no instructions


Welke onderdelen zou je nog willen bespreken?

Slide 33 - Open question

This item has no instructions

Klaar!
  • Bezig met oefening op biologiepagina.nl
  • Bezig met het doornemen van eerdere lessonups.
  • Bezig met het maken van een samenvatting/mindmap
  • Bezig met oefentoets op de digitale omgeving van het boek.

Maak een keuze en ga hier de rest van de les mee aan de gang.

Slide 34 - Slide

This item has no instructions