B&F Taal Persoonsvorm en onderwerp

Persoonsvorm en onderwerp
Grammatica zinsdelen 
Persoonsvorm en Onderwerp  
klas 1

1 / 15
next
Slide 1: Slide
TaalBasisschoolGroep 6

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Persoonsvorm en onderwerp
Grammatica zinsdelen 
Persoonsvorm en Onderwerp  
klas 1

Slide 1 - Slide

Wat is de persoonsvorm?
De kippen lopen door het gras.

Slide 2 - Open question

persoonsvorm?
Ik zit achter mijn computer.

Slide 3 - Open question

onderwerp?
De leerlingen voetballen op het plein.

Slide 4 - Open question

onderwerp?
De auto's reden langs.

Slide 5 - Open question

onderwerp?
Heb jij thuis een hele grote hond?

Slide 6 - Open question

persoonsvorm en onderwerp?
De oceaan is erg diep.

Slide 7 - Open question

persoonsvorm en onderwerp?
Hij heeft hele grote voeten.

Slide 8 - Open question

Zoek de persoonsvorm?
Fatima woont in dit oude huis.

A
Dit oude huis
B
Woont
C
Fatima

Slide 9 - Quiz

Zoek de pv

De studenten aten pastechi.
A
De studenten
B
aten
C
pastechi

Slide 10 - Quiz

Zoek de pv

De jongen gaf iedereen een high-five.
A
De jongen
B
een high five
C
iedereen
D
gaf

Slide 11 - Quiz

Zoek de pv

Marc maakte een ontbijtje voor Roos.
A
een ontbijtje
B
maakte
C
voor Roos
D
Marc

Slide 12 - Quiz

Zoekhet onderwerp

Marc maakte voor Roos een ontbijtje.
A
voor Roos
B
een ontbijtje
C
Marc
D
maakte

Slide 13 - Quiz

Zoek het onderwerp

De apen kraakten de lekkere nootjes.
A
kraakten
B
de lekkere nootjes
C
De apen

Slide 14 - Quiz

Ik kan nu de persoonvorm en het onderwerp vinden.
A
nee
B
ja

Slide 15 - Quiz