In een staafdiagram geven de lengte van de staven een bepaalde waarde aan. Je maakt deze als volgt:
Teken een assenstelsel.
Schrijf bij de x-as en de y-as welke informatie ze weergeven.
Schrijf op de x-as en op de y-as de getallen met een passende stapgrootte. De stapgrootte van 1 as is steeds gelijk, bijvoorbeeld 10, 20, 30. De stapgrootte is hier 10. De stapgrootte op de andere as kan gelijk, groter of kleiner zijn.
Teken je staven vanaf de x-as tot het juiste getal dat op de y-as wordt aangegeven. Hoe hoog de staaf moet zijn, vind je terug in je tabel.