Fictie: les 2.1

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... je leert over het verschil tussen fictie en non-fictie.
  • ... je leert over realistische verhalen.
1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesdoelen
Aan het eind van deze les...

  • ... je leert over het verschil tussen fictie en non-fictie.
  • ... je leert over realistische verhalen.

Slide 1 - Slide

2.1 Fictie
In deze cursus maak je kennis met fictie.

Dat zijn verhalen die de schrijver heeft verzonnen

Het doel van fictie is amuseren. Daardoor kun je bijvoorbeeld even helemaal wegdromen bij een verhaal, aan het denken worden gezet of je voorstellen hoe het is om iemand anders te zijn.

Slide 2 - Slide

Fictie en non-fictie
Verhalen kunnen verzonnen zijn. Deze verhalen noem je fictie.
Bijvoorbeeld sprookjes of science fiction.

Verhalen kunnen ook echt gebeurd zijn. Dat noem je non-fictie.
Nieuwsberichten en reisverslagen zijn voorbeelden van non-fictie

Slide 3 - Slide

Begrippen
Realistisch= fictie die 'net echt' is.

Niet-realistisch= fictie die niet waar kan zijn. 

Slide 4 - Slide

Realistische fictie
* lijkt op de werkelijkheid
vb:
boeken van Carry Slee
Ze gaan over:
pesten
school
ziekte


niet-realistische fictie
* lijkt niet op de werkelijkheid
vb:
sprookjes
fantasy
Science fiction (toekomst) 

Slide 5 - Slide

Fictie kan bestaan uit realistisch fictie en niet-realistisch fictie.

A
niet waar
B
waar

Slide 6 - Quiz

Welke stelling is juist?

Realistische fictie...
A
is echt gebeurd.
B
kan nooit gebeuren.
C
is niet echt gebeurd, maar zou wel kunnen.
D
is niet echt gebeurd en kan ook niet gebeuren.

Slide 7 - Quiz

Is een boek over de Lion King realistische of niet-realistische fictie?
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 8 - Quiz

Is Achtste groepers huilen niet Realistische of niet-realistische fictie?
A
realistisch
B
niet-realistisch

Slide 9 - Quiz

Zelf aan de slag
paragraaf 2.1 maken


Ben je klaar?
1. Huiswerk ander vak afmaken.
2. Lezen in je leesboek.
3. tekenen/kleuren/spelletje

Slide 10 - Slide