V3 week 7 voor de toets chapitre 1

• Frans
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Wat moet ik morgen kennen....?

Test chapitre 1

• Vocabulaire ABEFH
• Grammaire C, G , I
  

1. bezittelijk voornaamwoord (C)
2. onregelmatige werkwoorden op -ir (G)
3. regelmatige www op -er, -ir, -re  + 
   wederkerend werkwoord (I)

• Phrases-clés D + J

Hoe moet je de ww kennen?

1 Wij gaan uit

2 Jullie vragen je af

3 Wij hebben gevoeld

4 Jij vertrok

5 Zij is vertrokken

6  Hij staat op

Dus:

1 Herken de tijd!
(présent, imparfait, passé composé, futur)

2 Vertaal de werkwoordsvorm! (zorg dat je de vertaling kent)

1 Wij gaan uit

2 Jullie vragen je af

3 Zij hebben gevoeld

4 Jij vertrok

5 Zij is vertrokken

6 Hij staat op

1 Nous sortons

2 Vous vous demandez

3 Ils/Elles ont senti

4 Elle partait

5 Elle est partie

6 Il se lève

Wederkerend werkwoord

Attention: altijd met 'être in de passé composé)!

Wij hebben ons afgevraagd

Nous nous sommes demandé(e)s.

Hij heeft zich bezigggehouden met

Il s'est occupé de...

Basis die altijd terugkomt

Werkwoorden als être, avoir, faire, aller en de regelmatige werkwoorden

Basiskennis zoals het lidwoord bijv.

Bijv in zinnen op basis van voca

Zij is verliefd op =

Elle est amoureuse de

Wij hebben ruzies =

Nous avons des disputes

Bijv in zinnen op basis van voca

De ruzie

Een ruzie

De ruzies

Ruzies

Bijv in zinnen op basis van voca

De ruzie = la dispute

Een ruzie = une dispute

De ruzies = les disputes

Ruzies = des disputes

Aujourd'hui

• Commencer le chapitre 2
  (1-11)
• Corriger le bilan
• Préparer le test

Hoe moet je de ww kennen?

• présent = tegenwoordige tijd
• passé composé = voltooide tijd
• imparfait = verleden tijd
• futur simple = toekomende tijd

Hoe moet je de ww kennen?

• présent = tegenwoordige tijd
• passé composé = voltooide tijd
• imparfait = verleden tijd
• futur simple = toekomende tijd

Hoe moet je de ww kennen?

• ik vertrek = je pars
• ik ben vertrokken = je suis parti
• je partais = ik vertrok
• je partirai = ik zal vertrekken