1.2 Het ademhalingstelsel KB

1.2 Het ademhalingsstelsel
1 / 26
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

1.2 Het ademhalingsstelsel

Slide 1 - Slide

Tot nu toe:
 De leerlingen die 1.1 niet hebben af gemaakt dienen dit nog voor volgende les nog te doen!!!

Slide 2 - Slide

Terugblik

Slide 3 - Slide

Hoe zou je de verbranding van glucose kunnen opschrijven?
->
Glucose
Zuurstof
Energie
Koolstofdioxide
Water

Slide 4 - Drag question

Voor verbranding is water nodig.
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quiz

Welke stof heeft je lichaam naast glucose nodig voor verbranding?
A
koolstofioxide
B
zuurstof
C
water

Slide 6 - Quiz

Wanneer vindt verbranding plaats?
A
Altijd
B
Alleen als je sport
C
Alleen als je ademhaalt
D
als je wakker bent

Slide 7 - Quiz

Wanneer vindt verbranding plaats bij een mens/dier?
A
Altijd
B
Alleen als je sport

Slide 8 - Quiz

Vindt verbranding alleen in je spieren plaats?

A
nee
B
ja

Slide 9 - Quiz

Leerdoel:
3 Je kunt in een afbeelding van het ademhalingsstelsel de delen benoemen.
4 Je kunt de kenmerken en functies van de delen van het ademhalingsstelsel noemen.

Slide 10 - Slide

Ademhalingsstelsel
Voor verbranding in je lichaam is zuurstof nodig. Zuurstof haal je uit de lucht met je longen.

Slide 11 - Slide

Ademhalingsstelsel
Je kunt door je neus of door je mond inademen. Adem je in door je neus, dan komt de lucht eerst in de neusholte. Adem je in door je mond, dan komt de lucht eerst in de mondholte. 
 

Slide 12 - Slide

Neusholte 
Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
De neusholte is bekleed met neusslijmvlies, deze is vochtig en warm wat de lucht die je inademt ook vochtig en warm maakt. 

Neusslijm: kleine stofdeeltjes en 
ziekteverwekkers blijven kleven aan het slijm.

Trilharen: Verplaatsen het slijm naar de keelholte
Reukzintuig: zit boven in je neusholte. waarschuwt als er gevaarlijke stoffen zijn

Slide 13 - Slide

Mondholte
Geen slijmvlies met haartjes en slijm. 
Ziekteverwekkers worden niet tegengehouden. 
Lucht wordt minder vochtig en warm. 
Je kunt sneller ziek worden. 

Slide 14 - Slide

Keelholte
Vanuit de neusholte of de mondholte gaat de lucht naar de keelholte. Daarna stroomt de lucht door het strottenhoofd naar de luchtpijp.

Slide 15 - Slide

Keelholte en strottenhoofd
In de keelholte zitten de huig en het strottenklepje.
De huig: sluit de neusholte af als je voedsel inslikt. 
De strottenklep: sluit de luchtpijp af.

In het strottenhoofd (adamsappel) zitten de 
stembanden.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Luchtpijp
De luchtpijp is een holle buis die aansluit op het strottenhoofd (adamsappel).

Kraakbeenringen: zorgen voor de stevigheid van de luchtpijp (stofzuigerslang)

De luchtpijp is bedekt met slijmvlies en trilhaarcellen. Het slijmvlies wordt gemaakt door slijmproducerende cellen. 

Als er veel slijm is dan ga je hoesten. 

Slide 20 - Slide

Bronchiën
De luchtpijp vertakt zich in twee bronchiën. Eén bronchie gaat naar de linkerlong, de andere naar de rechterlong. In de long vertakt de bronchie zich in steeds kleinere buisjes. Aan het einde van elk buisje zitten longblaasjes.

Slide 21 - Slide

0

Slide 22 - Video

Middenrif
Onder de longen ligt het middenrif. Dit is een spier tussen de borstholte en de buikholte. Je voelt het middenrif als je de hik hebt. De spier trekt dan telkens kort samen.

Slide 23 - Slide

Samenvatting
 Neusholte:
– Neusharen houden grote stofdeeltjes tegen.
– De neusholte is bedekt met neusslijmvlies (slijm en trilharen).
– Functie slijm: hieraan blijven ziekteverwekkers en stofdeeltjes plakken.
– Functie trilharen: verplaatsen het slijm naar de keelholte.
• Neusademhaling is gezonder dan mondademhaling.
– Het neusslijmvlies maakt de lucht warm.
– Het neusslijmvlies maakt de lucht vochtig.
– De neusharen en het neusslijmvlies vangen stof en ziekteverwekkers 
op.
– Het reukzintuig waarschuwt je voor vieze geuren en gevaarlijke stoffen
 in de lucht.
• Keelholte: bovenin zit de huig en onderin zit het strotklepje.
– Functie huig: neusholte afsluiten tijdens slikken.
– Functie strotklepje: luchtpijp afsluiten tijdens slikken.
• Luchtpijp:
– De wand is stevig door ringen van kraakbeen. Deze houden de luchtpijp open.
– De luchtpijp vertakt zich in bronchiën.
• Bronchiën:
– De wand is stevig door ringen van kraakbeen. Deze houden de bronchie open.
– De bronchiën vertakken zich in steeds kleinere buisjes.
– Aan het uiteinde van de buisjes zitten longblaasjes.
Slijmvlies in de luchtpijp, de bronchiën en de longen.
– Aan het slijm blijven stof en ziekteverwekkers plakken.
– Trilharen vervoeren het slijm naar de keelholte. Daar slik je het slijm in.

Slide 24 - Slide

Je moet in een afbeelding de onderdelen van het ademhalingsstelsel kunnen aangeven!

Slide 25 - Slide

Aan het werk!
Wat? 1.2 ademhalingsstelsel - opdrachten 1 t/m 7
Waar? Boek A
Hoe? Als het bord op rood staat werk je alleen en in stilte.
Als het bord op groen staat mag je fluisterend overleggen met je buurman. 
Heb je vragen? Steek je hand op en ik kom bij je. 
Klaar? Kijk het dan na!
Niet af? Dan is het Huiswerk!!!

timer
1:00

Slide 26 - Slide