Motormanagement diesel 332

Motormanagement diesel 332
Het gebruik van een rekenmachine is toegestaan
1 / 14
next
Slide 1: Slide
TechniekMBOStudiejaar 2

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Motormanagement diesel 332
Het gebruik van een rekenmachine is toegestaan

Slide 1 - Slide

Gloei-installatie: twee gloeispiralen van elk 0,5 Ohm, spanning is 12 V.
Bereken de stroomsterkte bij begin gloeien (U = I x R)
A
6 A
B
12 A
C
24 A
D
48A

Slide 2 - Quiz

Een filter in een dieselsysteem is uitermate geschikt voor
A
druk verlaging
B
druk verhoging
C
lager brandstofverbruik
D
water afscheiden

Slide 3 - Quiz

Een schuin geplaatste gatverstuiver kan maar op één manier in de kop worden geplaatst omdat
A
de motor anders niet wil draaien
B
de verstuiver anders gaat lekken
C
het inspuitbeeld anders niet correct is
D
de inspuitdruk te laag is

Slide 4 - Quiz

In een gloeispiraal dient de
ntc-weerstand
A
als gloeidraad
B
als massa aansluiting
C
als plus aansluiting
D
verbranden van de gloeidraad te voorkomen

Slide 5 - Quiz

Bij een brandstoflijnpomp wordt de hoeveelheid ingespoten brandstof bepaald door
A
het toerental
B
de rijsnelheid
C
de stand van de helix
D
de slag van de plunjer

Slide 6 - Quiz

3 um =
A
0,000003 meter
B
0,000003 mm
C
0,000003 cm
D
3 mm

Slide 7 - Quiz

Het voordeel van een lijnpomp t.o.v. een roterende pomp is
A
makkelijk af te stellen
B
goedkoper
C
hogere opbrengst
D
lager toerental

Slide 8 - Quiz

De plunjer van een lijnpomp heeft een verticale groef
A
voor de stopstand
B
voor het ontluchten
C
om te kunnen vullen
D
voor gewichtsbesparing

Slide 9 - Quiz

Bij een membraan-opvoerpomp wordt de pompdruk bepaald door
A
de veer onder het membraan
B
de veer van de persklep
C
het motortoerental
D
de stand van het gaspedaal

Slide 10 - Quiz

Het eerder inspuiten van de diesel bij een oplopend toerental noemen we
A
ontstekingsvertraging
B
pingelen
C
vervroegen
D
dieselklop

Slide 11 - Quiz

Stikstofoxide (NOx) in de uitlaatgassen ontstaat door
A
onverbrande brandstof
B
te weinig zuurstof
C
slecht werkende injector
D
hoge verbrandings- temperatuur

Slide 12 - Quiz

Een verstuiver kan na het inspuiten nadruppelen doordat
A
de persontlastklep open blijft staan
B
de inspuitleiding terugveert
C
de motor nog koud is
D
het toerental veel te hoog is

Slide 13 - Quiz

Als bij een dieselmotor de belasting afneemt zal de hoeveelheid ingespoten brandstof mede bepaald worden door
A
de helix
B
slag van de plunjer
C
de regulateur
D
verstuiver

Slide 14 - Quiz