klas 4TL Vocabulaire - Veel voorkomende werkwoorden

Voca Verbes - 4TL
de belangrijkste
veel - voorkomende werkwoorden

1 / 20
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Voca Verbes - 4TL
de belangrijkste
veel - voorkomende werkwoorden

Slide 1 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -er

Slide 2 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -re
de uitgangen
je parle
tu parles
il parle
nous parlons
vous parlez
ils parlent

Slide 3 - Slide

trouver
chercher
gagner
aider
demander
habiter
manger
acheter
frapper
tomber
travailler
rester
aimer
rencontrer
commencer
vinden
zoeken
verdienen
helpen
vragen
wonen
eten
kopen
slaan
vallen
werken
blijven
houden van
ontmoeten
beginnen

Slide 4 - Drag question

fermer
écouter
nettoyer
soigner
pleurer
passer
détester
sluiten
luisteren
schoonmaken
verzorgen
huilen
doorbrengen
haten, verafschuwen

Slide 5 - Drag question

Regelmatige werkwoorden op -ir

Slide 6 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -ir
de uitgangen
je finis
tu finis
il finit
nous finissons
vous finissez
      ils finissent

Slide 7 - Slide

finir
choisir
rougir
réussir
punir
obéir
eindigen
kiezen
rood worden, blozen
slagen
straffen
gehoorzamen

Slide 8 - Drag question

Regelmatige werkwoorden op -re

Slide 9 - Slide

Regelmatige werkwoorden op -re
de uitgangen
je vends
tu vends
il vend
nous vendons
vous vendez
ils vendent

Slide 10 - Slide

rendre
répondre
attendre
entendre
vendre
perdre
descendre
teruggeven
antwoorden
wachten
verkopen
verliezen
horen
naar beneden gaan, uitstappen

Slide 11 - Drag question

Werkwoorden met faire

Slide 12 - Slide

faire 
je fais
tu fais
il fait
on fait
nous faisons
vous faites
ils font
elle fait
elles font
doen / maken
ik doe
jij doet
hij doet
men doet
wij doen
jullie doen / u doet
zij (mnl) doen
zij (vrl) doen
zij doet

Slide 13 - Drag question

faire la vaisselle
faire les courses
faire le ménage
faire des études
faire la lessive
faire du vélo
 afwassen
boodschappen doen
het huishouden doen
studeren
  fietsen 
  wassen

Slide 14 - Drag question

Onregelmatige werkwoorden

Slide 15 - Slide

dire
vouloir
aller
faire
prendre
être
pouvoir
zeggen
willen
gaan
doen / maken
nemen
zijn
kunnen

Slide 16 - Drag question

vouloir
lire
avoir
voir
avoir besoin de 
savoir
vivre
willen
lezen
zien
hebben
nodig hebben
kennen
leven

Slide 17 - Drag question

venir
rire
mettre
revenir
devoir
il faut
komen
lachen
zetten, leggen, aandoen
terugkomen
moeten
je / men moet

Slide 18 - Drag question

prendre
apprendre
comprendre
nemen
leren 
begrijpen

Slide 19 - Drag question

welke werkwoorden deed je nog fout?

Slide 20 - Open question