H5 klas 3 mavo Nederlands

Oefenen!

H5 klas 3 mavo


Log in met je eigen voor en achternaam

1 / 44
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 3

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Oefenen!

H5 klas 3 mavo


Log in met je eigen voor en achternaam

Slide 1 - Slide

Lezen: de theorie!

Een ander woord voor mening = standpunt


Signaalwoorden voor een mening: ik vind, volgens mij, naar mijn mening, mijn opvatting is...


Slide 2 - Slide

Argument

Als een schrijver uitlegt waarom hij iets vindt, geeft hij een argument

Bijvoorbeeld: ik vind leren belangrijk, want dan haal ik een goed cijfer!

Slide 3 - Slide

Signaalwoorden argumenten:
Want, omdat, namelijk, immers

Slide 4 - Slide


Sportschoenen onder een rokje staan echt heel hip.
A
Feit
B
Mening
C
Argument
D
Conclusie

Slide 5 - Quiz

Geeft een argument dat begint met een signaalwoord: Sportschoenen onder een rokje staan echt heel hip.....

Slide 6 - Open question

Conclusie

Als een schrijver alle argumenten heeft gegeven, aan het einde van een tekst

Signaalwoorden: dus, concluderend, dat betekent.....

Slide 7 - Slide

Noteer twee signaalwoorden voor een mening (standpunt).

Slide 8 - Open question

Noteer twee signaalwoorden voor een argument.

Slide 9 - Open question

Woordenschat: overdrijving

Overdrijving = iets extra laten opvallen door het groter, mooier, erger of beter te maken dan het eigenlijk is!

Voorbeeld: we moesten eeuwen op ons toetscijfer wachten

(Het kan lang zijn, maar niet echt eeuwen)

Slide 10 - Slide

Woordenschat: understatement

Iets wat heel geweldig is of juist afschuwelijk is minder erg te maken of af te zwakken. Het lijk soms wat spottend

Voorbeeld: je hebt een 2 voor de toets, je hebt dus wel een paar foutjes gemaakt.  (Je hebt heel veel fouten gemaakt dus!)

Slide 11 - Slide

Ik heb je nu al voor de honderdste keer gewaarschuwd.
A
understatement
B
overdrijving

Slide 12 - Quiz

Na de gymles kwamen we met onze tong op de schoenen bij Engels aan.
A
understatement
B
overdrijving

Slide 13 - Quiz

Het gaat slecht met het bedrijf en de directie gaat reorganiseren.
A
understatement
B
overdrijving

Slide 14 - Quiz

In de vakantie is in ons huis ongewenst bezoek geweest.
A
understatement
B
overdrijving

Slide 15 - Quiz

Wat betekent 'het onderspit delven' in:

In de wedstrijd was Karel het minst snel en hij moest daarom het onderspit delven.

Slide 16 - Open question

Wat doe je bij een compromis?
A
Je geeft niet toe en wil je eigen zin
B
Je geeft beide iets toe bij een oplossing
C
Je zoekt naar een hele andere oplossing
D
Je krijgt ruzie bij het oplossen van een probleem

Slide 17 - Quiz

Noem de vier vragende voornaamwoorden.

Slide 18 - Open question

Mijn fiets is gestolen.

Mijn=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord

Slide 19 - Quiz

Het is jouw boek, maar ik wil het graag lezen
jouw =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 20 - Quiz

Het is jouw boek, maar ik wil het graag lezen
ik =
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
betrekkelijk voornaamwoord

Slide 21 - Quiz

Die vrouw op het bankje in het park, is mijn buurvrouw.
Die =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 22 - Quiz

Die vrouw op het bankje in het park, is mijn buurvrouw.
mijn =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
bezittelijk voornaamwoord

Slide 23 - Quiz

De vrouw die daar loopt, is mijn buurvrouw.
Die =
A
aanwijzend voornaamwoord
B
betrekkelijk voornaamwoord
C
persoonlijk voornaamwoord
D
vragend voornaamwoord

Slide 24 - Quiz

Noteer een passend voornaamwoord en noteer welk woordsoort:
..............automerken waren vorig jaar populair?

Slide 25 - Open question

Noteer een passend voornaamwoord en noteer welk woordsoort: Ik leen mijn fiets uit aan........

Slide 26 - Open question

meervoud

Slide 27 - Slide

Welke meervoudsregel hoort erbij?



alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud

Slide 28 - Quiz

Meervoud van porie
A
poriën
B
porieën
C
pories

Slide 29 - Quiz

Meervoud van BMW
A
BMW-s
B
BMW's
C
BMW-en
D
geen meervoud

Slide 30 - Quiz

Meervoud van het woord: VEE
A
vees
B
het heeft geen meervoud
C
veeën
D
veen

Slide 31 - Quiz

Meervoud van historicus
A
historici
B
historicussen
C
historica
D
geen meervoud

Slide 32 - Quiz

Noteer de juiste vorm van het werkwoord:
Vorige week (verwachten) wij veel meer mensen bij het festival.

Slide 33 - Open question

Vul de juiste vorm van het werkwoord in:
Het vliegtuig (landen) straks op Schiphol.

Slide 34 - Open question

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.
A
gebeurd
B
gebeurt
C
gebeurdt
D
gebeurdde

Slide 35 - Quiz


Wat zie je op de afbeelding?
A
hele werkwoorden in de verleden tijd
B
werkwoorden in de ik-vorm en hij-vorm
C
werkwoorden die je niet kunt vervoegen
D
hele werkwoorden en hun stam

Slide 36 - Quiz

Welk van de onderstaande werkwoorden is een sterk werkwoord
A
praten
B
verhuizen
C
leven
D
spreken

Slide 37 - Quiz

werkwoordspelling tegenwoordige tijd: wat is goed?
A
hij bediend
B
hij bedient
C
hij bediendt
D
hij bediende

Slide 38 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
jullie
A
STAM
B
STAM + T
C
hele werkwoord
D
stam +te(n /de(n)

Slide 39 - Quiz

Welke spellingregel pas je toe in de tt bij:
de ik-vorm
A
ik-vorm= stam
B
Ik-vorm + stam + T
C
hele werkwoord
D
Stam+ te(n)

Slide 40 - Quiz

Welke spellingregel ?

Vind jij het een moeilijke s.o?
A
STAM, want jij staat achter PV
B
STAM + T, want jij staat achter PV
C
hele werkwoord

Slide 41 - Quiz

De huisvrouw (luchten) gisteren de bedden, omdat het zulk mooi weer was.
A
luchte
B
luchtten
C
luchtte
D
luchten

Slide 42 - Quiz

De huisvrouw luchtte gisteren de bedden, omdat het zulk mooi weer was. De regel =
A
STAM
B
STAM+ ten
C
Hele werkwoord
D
Stam + te

Slide 43 - Quiz

Geleerd?

Slide 44 - Mind map