Quiz tentamen toetsweek



Hoofdstuk 2 & 3 
Quiz
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson



Hoofdstuk 2 & 3 
Quiz

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Consumentenorganisaties komen om voor de belangen van de consument. Dat doen ze door:
A
Onpartijdige productieinfo te geven
B
Acties te voeren bij fabrikanten of de overheid
C
Info te geven over de mooiste winkel
D
Alle antwoorden zijn juist

Slide 2 - Quiz

This item has no instructions

Hoe ziet een vergelijkend warenonderzoek er uit?
A
B
C
D

Slide 3 - Quiz

This item has no instructions

Een kaartje voor de dierentuin kost € 12,00. Zonder subsidie is de prijs van het kaartje €16,00.

Bereken hoeveel procent subsidie de gemeente geeft op een kaartje van de dierentuin.
A
0,25%
B
25%
C
125%
D
40%

Slide 4 - Quiz

This item has no instructions

Bekijk de omschrijvingen onder de verschillende ogen en sleep deze naar de juiste organisatie.
Komt op voor de belangen van zijn leden op het gebied van mobiliteit, vakantie en vrije tijd.
Komt op voor de belangen van consumenten in het algemeen en test producten uit allerlei categorieën.
Komt op voor de belangen van iedereen die een eigen woning bezit.
Geeft consumenten informatie over geldzaken.

Slide 5 - Drag question

This item has no instructions

Welke wet beschermt je tegen onveilige producten?
A
De Warenwet
B
De Wet productaansprakelijkheid
C
De Wet koop op afstand
D
De Colportagewet

Slide 6 - Quiz

This item has no instructions

Uit wat voor kosten bestaat je energierekening?
A
Vaste kosten
B
Vaste en variabele kosten
C
Variabele kosten
D
Vaste- & variabele kosten en belastingen

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Een zonnepaneel kost €1000 euro,
hij levert voor €2000 euro stroom op per jaar.

Wat is de terugverdientijd?
A
0,5 jaar
B
2 jaar
C
1 jaar
D
6 maanden

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

1000/2000 = 0,5 jaar (6 maanden)

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Slide 10 - Quiz

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten
Giraal geld = betaalrekening of bankrekening
Directe ruil = product tegen ander product ruilen
Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

een negatief saldo op een rekening noemen we ook wel....
A
geel staan.....
B
blauw staan......
C
rood staan.....
D
groen staan ...........

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Kees en Mirah willen een sociale woning huren. Hun gezamenlijke inkomen is €35000 p/j. De huur is € 650 p/m. Hoeveel % van hun inkomen betalen zij aan huur per jaar?
A
33%
B
25%
C
22,2%
D
22,3%

Slide 12 - Quiz

Whiteboard
650 * 12 = €7.800
7.800/35.000 * 100 = 22.2857

Antwoord 22,3%

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Welke spaarmotieven zijn er dus?
A
Sparen voor een doel
B
Sparen voor je pensioen
C
Sparen voor rente
D
Sparen uit voorzorg

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat zijn de drie geldfuncties?
A
Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit
B
Chartaal geld, giraal geld, directe ruil
C
Ruilmiddel, rekenmiddel, spaarmiddel

Slide 15 - Quiz

Arbeid, overdrachtsinkomen, bezit = het soorten inkomens

Chartaal geld = munten, bankbiljetten
Giraal geld = betaalrekening of bankrekening
Directe ruil = product tegen ander product ruilen
Indirecte ruil = goederen of diensten ruilen met een ruilmiddel (geld)

Als je spaart voor een zonnige vakantie, dan spaar je ...
A
Voor een doel
B
Uit voorzorg
C
Voor de rente

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Bereken de samengestelde rente na 3 jaar sparen:
€1000 op de rekening tegen 4% rente
A
1124,86
B
€1024,86
C
€1124,86
D
€1136.28

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

1000 * 1,04^3 = 1124,864

Antwoord €1.124,86

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Zijn de volgende beweringen juist of onjuist?
Juist
Onjuist
Een debetsaldo is een positief saldo.
Over een creditsaldo betaal ik als consument geen rente.

Slide 19 - Drag question

This item has no instructions

Welke bewering is juist
A
Bij een spaardeposito heb ik een variabele rente
B
Bijj een internetspaarrekening mag ik tussentijds geen geld opnemen
C
Bij een internetspaarrekening heb ik een vaste rente
D
Bij een deposito heb vaak een iets hogere rente.

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Je leent €1.000 en betaald in dit terug in maandelijkse termijnen van €25. De looptijd van de lening is 4 jaar. Bereken de kredietkosten
A
€200
B
€300
C
€500
D
€1.300

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

25 * 12 = 300
300 * 4 = 1.200
1200-100 = 200

Antwoord €200

Slide 22 - Slide

This item has no instructions



Succes met de toets!

Slide 23 - Slide

This item has no instructions