KM1D - 3.5 Writing + present simple recap

Welcome!
Today:
  1. Homework check
  2. Quick recap: present simple
  3. New grammar: Question tags
  4. Practice
1 / 27
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Welcome!
Today:
  1. Homework check
  2. Quick recap: present simple
  3. New grammar: Question tags
  4. Practice

Slide 1 - Slide

Present Simple

Who remembers?

Slide 2 - Slide

Present simple
I walk to my grandmother every Sunday.

He likes chocolate.

They think it is the best for everyone. 

It seems like a good plan. 

Slide 3 - Slide

Hoe maak je de Present simple?
Altijd het hele werkwoord achter de persoon zetten

Bij de personen he / she / it komt er een –s achter het werkwoord.

Slide 4 - Slide

SHIT!
I drink
You drink
He drinks
She drinks
It drinks
We drink
They drink
You drink

Slide 5 - Slide

Present simple
They ...... (to visit) us every summer.
A
visit
B
visits
C
visiting

Slide 6 - Quiz

Present simple
He ..... (to call)
A
call
B
calls
C
is calls
D
calling

Slide 7 - Quiz

Present simple
I never ....... (to wear) this dress to school.
A
wear
B
wears
C
worn
D
weared

Slide 8 - Quiz

Spelling
Als het werkwoord eindigt op een medeklinker en –y, dan verandert de –y in –ies ALLEEN BIJ HE/SHE/IT!


Als een werkwoord eindigt op een sis klank, dan krijgt het werkwoord er –es BIJ HE/SHE/IT!
Dit geldt ook voor de werkwoorden ‘do’ en ‘go’

Slide 9 - Slide

(to teach) present simple
She ..... English.

Slide 10 - Open question

(to dance) present simple
I ..... at the party.

Slide 11 - Open question

(to kiss) present simple
She ..... her boyfriend.

Slide 12 - Open question

The old man always sits in his chair.
the old man always
in his chair?
Turn the normal present simple sentence into a question
Do
Does
Is
sits
sit
sitting
Did

Slide 13 - Drag question

My sister likes everything pink.
my sister
everything pink?
Do
Does
Is
Be
likes
like
Did

Slide 14 - Drag question

Question tags

Slide 15 - Slide

Wat is een 'tag'?
A
Een kort vraagje aan het einde van een zin
B
Overbodige informatie uit een zin
C
Het onderwerp in een zin
D
Een zinloze zin

Slide 16 - Quiz

Question tags
NL: 
'Jij bent 14 maart jarig, of niet?'
'Zij is arts, toch?'
1. controlevraag

2. uitnodiging tot antwoorden

Slide 17 - Slide

TAG QUESTIONS:
Als de zin bevestigend (+) is, dan is de tag question....
A
ook bevestigend (+)
B
ontkennend (-)

Slide 18 - Quiz

Question Tags repeat

Slide 19 - Slide

Question tags 
Na een bevestigende zin ( + ),
komt een ontkennende ( - ) en andersom.
You're at school, aren't you?
He can't hear me, can he?
Hi there, it's Sharon, isn't it?

Slide 20 - Slide

TAG QUESTIONS:
Als de zin ontkennend (-) is, dan is de tag question....
A
bevestigend (+)
B
ook ontkennend (-)

Slide 21 - Quiz

Question tags 

  1. Kijk naar de normale zin: is die positief (+) of negatief (-)?
  2. Schrijf bij een positieve zin de negatieve vorm van het werkwoord achter de zin 
    Schrijf bij een negatieve zin de positieve vorm van het werkwoord achter de zin.

Slide 22 - Slide


You aren't hungry,

Thomas works fulltime,

We could help,


are you?

doesn't he?

Couldn't we?

Question tags

Question tag is een aangeplakte vraag.

- als de hoofdzin - is, is de question tag + en andersom.

- je gebruikt het onderwerp en werkwoord.


Slide 23 - Slide

Verbindt de vraag aan de juiste tag.

Kies de correcte tag.
Sue can't dance, ....
A
can she?
B
can't she?
C
couldn't she?
D
could she?

Slide 24 - Quiz

Verbindt de vraag aan de juiste tag.

Kies de correcte tag.
He is your brother, ....
A
is he?
B
can't he?
C
isn't he?
D
doesn't he?

Slide 25 - Quiz

Tags met hoofdwerkwoorden
You like him, liken't you?   
We sing every day, singn't we?
-------------------------------------------------------------------------------------
  •  In dat geval roep je de hulp in van het (hulp)werkwoord TO DO              (do/does/did) 
You like him, don't you?         We sing every day, don't we?
You don't know, do you?        He doesn't understand, does he?
You liked him, didn't you?     She didn't do her homework, did she? 


You don't love him, 

Slide 26 - Slide

Get started
Homework for next time: 

Exercises under today's lesson in Magister

Slide 27 - Slide