SPA A44 2021-10-13 WOE

OBJETIVOS
Después de esta clase...

  1. ...domino (mejor) la gramática y el vocabulario de U4
  2. ...he terminado la unidad 4
1 / 33
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

OBJETIVOS
Después de esta clase...

  1. ...domino (mejor) la gramática y el vocabulario de U4
  2. ...he terminado la unidad 4

Slide 1 - Slide

PRUEBA U3 y U4
En la semana después de las vacaciones, hacemos la prueba de escucha. 
Estudiar: vocabulario U3 y U4 (de grammatica moet je kunnen herkennen).

En la semana de pruebas, tenéis la prueba principal.
- ¿Cuándo? El 4 de noviembre
- ¿Dónde? Ved Magister
- ¿Qué tengo que estudiar? Gramática y vocabulario U3 y U4
- ¿Dónde encuentro material para practicar? LE (D-toets) + Studiewijzer
De luistertoets wordt apart afgenomen, maar is onderdeel van het PW over H3 en H4, en telt dus ook mee in cijfer.

Slide 2 - Slide

Repaso Herhaling
Unidad 4 (la gramática)

Slide 3 - Slide

Dar

- Betekenis?
- Vervoeging?
- Voltooid deelwoord?
- Gerundio?
- Gebiedende wijs enkelvoud?

Slide 4 - Slide

Dar

- Betekenis? Geven
- Vervoeging? Doy, das, da, damos, dais, dan
- Voltooid deelwoord? dado
- Gerundio? dando
- Gebiedende wijs enkelvoud? Da
(¡Dame el libro! Geef mij het boek!)

Slide 5 - Slide

Mis padres me ____ (presente perfecto) un regalo estupendo para mi cumpleaños.

Slide 6 - Open question

Niños, ¡dejad de gritar! Me ___ un dolor de cabeza enorme.

Slide 7 - Open question

Gebiedende wijs

- Hoe maak je de 'regelmatige vormen'?
- Welke werkwoorden zijn onregelmatig in het enkelvoud?

Slide 8 - Slide

Gebiedende wijs

- Hoe maak je de 'regelmatige vormen'? enkelvoud=3e vorm, meervoud=r>d
- Welke werkwoorden zijn onregelmatig in het enkelvoud? ir, salir, poner, decir, venir, hacer, tener, ser

Slide 9 - Slide

¡(Decir, tú) ___ qué piensas!
Zeg wat je denkt!

Slide 10 - Open question

¡(Poner, tú) ___ tu mochila en el suelo!
Zet je tas op de grond!

Slide 11 - Open question

¡(Venir, tú) ___ conmigo!
Kom met me mee!

Slide 12 - Open question

Imperativo + mij
- Wat is het Spaanse woord dat je moet toevoegen aan de zin als je een gebiedende wijs hebt met mij (Bijvoorbeeld: Schrijf mij!, Geloof mij! Bel mij!)
- Waar komt dat woordje?

Slide 13 - Slide

Imperativo + mij/me
- Wat is het Spaanse woord dat je moet toevoegen aan de zin als je een gebiedende wijs hebt met mij (Bijvoorbeeld: Schrijf mij!, Geloof mij! Bel mij!)
me (dus eigenlijk zoals in het NL: Schrijf me, Geloof me, Bel me)
- Waar komt dat woordje? Direct achter de gebiedende wijs

¡Escríbeme!
¡Creéme!
¡Llámame!
Let op: er komt een accent op de beklemtoonde lettergreep, als het woord bestaat uit drie of meer lettergrepen.

Escribe > Escríbeme
Cree > Créeme
Llama > Llámame

Slide 14 - Slide

Imperativo verbos reflexivos

- Welk woordje komt erbij als je een wederkerende werkwoord vervoegt in de gebiedende wijs?
- Waar komt dat woordje?

Slide 15 - Slide

Imperativo verbos reflexivos

- Welk woordje komt erbij als je een wederkerende werkwoord vervoegt in de gebiedende wijs? te
- Waar komt dat woordje? Direct achter de gebiedende wijs-vorm

Levántate (infinitief = levantarse)
Vete (Infinitief = irse)

Let op: er komt een accent op de beklemtoonde lettergreep, als het woord bestaat uit drie of meer lettergrepen.

Levanta > Levántate
Sienta > Sntate

Slide 16 - Slide

Geef me het boek! (ev)

Slide 17 - Open question

Ga zitten! (ev)

Slide 18 - Open question

Doe een jas aan! (ev)

Slide 19 - Open question

Lees het boek aan mij voor!

Slide 20 - Open question

De vergelijkende trap

- Hoe maak je een vergrotende trap?
- Hoe maak je een verkleinende trap?
- Hoe maak je een stellende trap?
- Hoe zeg je beter, slechter, jonger en ouder?

Slide 21 - Slide

De vergelijkende trap

- Hoe maak je een vergrotende trap? Más ... que
- Hoe maak je een verkleinende trap? Menos ... que
- Hoe maak je een stellende trap? Tan + bijvoeglijk naamwoord + como
- Hoe zeg je beter, slechter, jonger en ouder? 
Mejor que
Peor que
Menor que
Mayor que

Slide 22 - Slide

En España, siempre hace más calor que en Holanda.
Es una frase correcta.
No es una frase correcta.

Slide 23 - Poll

Un león es tan peligroso que un tigre.
Es una frase correcta.
No es una frase correcta.

Slide 24 - Poll

Mi abuelo es menos viejo que mi abuela.
Es una frase correcta.
No es una frase correcta.

Slide 25 - Poll

El libro es más interesante como la película.
Es una frase correcta.
No es una frase correcta.

Slide 26 - Poll

Tengo menos asignaturas que tú.
Es una frase correcta.
No es una frase correcta.

Slide 27 - Poll

Soluciones
1. Correcta: En España siempre hace más calor que en Holanda (+).
2. Incorrecta: Un león es tan peligroso como un tigre (=).
3. Incorrecta: Mi abuelo es menor que mi abuela (jonger).
4. El libro es más interesante que la película (+).
5. Correcta: Tengo menos asignaturas que tú (-).

Slide 28 - Slide

De overtreffende trap
- Hoe zeg je 'het meest'...?
- Hoe zeg je 'het minst'...?
- Hoe zeg je 'beste', 'slechtste', 'jongste' en 'oudste'?

Slide 29 - Slide

De overtreffende trap
- Hoe zeg je 'het meest'...? el/la/los/las más ...
- Hoe zeg je 'het minst'...? el/la/los/las menos ...
- Hoe zeg je 'beste', 'slechtste', 'jongste' en 'oudste'?
el/la mejor of los/las mejores
el/la peor of los/las peores
el/la menor of los/las menores
el/la mayor of los/las mayores

Slide 30 - Slide

Deze film is het saaist.

Slide 31 - Open question

Deze film is het minste interessant.

Slide 32 - Open question

Manos a la obra: Terminad la U4
¿Listo/a? > Estudia/Practica para la prueba.

Slide 33 - Slide