This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Thema 6 Voortplanting bij planten en dieren
1 VWO
Slide 1 - Slide
MITOSE
Gewone celdeling
Voor extra gewone cellen (groei)
Voor ongeslachtelijke voortplanting
MEIOSE
Reductiedeling
Voor het maken van geslachtscellen
Voor geslachtelijke voortplanting
Slide 2 - Slide
Wanneer vindt in een plant mitose géén plaats?
A
Bij het maken van een nieuw blad
B
Bij de vorming van de eicellen
C
Bij het langer worden van een wortel
D
Bij het maken van het vruchtbeginsel
Slide 3 - Quiz
Wanneer vindt in een plant meïose plaats?
A
Tijdens de bevruchting
B
Tijdens de bestuiving
C
Bij de vorming van een vrucht
D
Bij de vorming van stuifmeel
Slide 4 - Quiz
Mitose
Meiose
Gewone celdeling
Reductiedeling
Geslachtelijke voortplanting
Ongeslachtelijke voortplanting
Zelfde aantal chromosomen
Helft van de chromosomen
Gewone lichaamscellen
Geslachtscellen
Slide 5 - Drag question
Basisstof 7 Verpreiding van zaden
Slide 6 - Slide
Verspreiding van de zaden
Een plant wil graag dat zijn nakomelingen een beetje verderop gaan groeien, anders hebben ze last van elkaar (zonlicht, voedingsstoffen). Manieren waarop planten dit regelen zijn:
Door de plant zelf
Door de wind
Door dieren
Slide 7 - Slide
Verspreiding door de plant zelf
De vrucht is zó ontworpen dat de plant de zaden zelf weg kan schieten/ slingeren.
Slide 8 - Slide
Verspreiding door de wind
Speciaal aangepaste zaden die goed kunnen zweven.
Paardenbloem Esdoorn
Berk Linde
Slide 9 - Slide
Verspreiding door dieren
Sommige vruchten zijn smakelijk om te eten.
Dieren eten de vruchten, poepen de resten (zaden!) weer uit óf gooien de zaden weg en die kunnen uitgroeien tot nieuwe plant.
Slide 10 - Slide
Verspreiding door dieren
Sommige dieren verzamelen de zaden voor de winter maar vinden niet alles terug.
Slide 11 - Slide
Verspreiding door dieren
Sommige vruchten bevatten haakjes die aan de vacht van dieren blijven hangen.
Slide 12 - Slide
Bloemen
Sommige bloemen hebben zowel één of meer meeldraden als één of meer stampers:
Tweeslachtige bloemen
Slide 13 - Slide
Bloemen
Andere bloemen hebben óf één of meer meeldraden óf één of meer stampers.
Eenslachtige bloemen
Mannelijke bloemen
Vrouwelijke bloemen
Slide 14 - Slide
Bloemen
Op sommige planten staan zowel mannelijke als vouwelijke bloemen op dezelfde plant.
Eenhuizige planten.
Slide 15 - Slide
Bloemen
Op sommige planten staan óf mannelijke bloemen óf vrouwelijke bloemen. Je hebt dan dus vrouwelijke én mannelijke planten.
Tweehuizige planten.
Slide 16 - Slide
De wilg
De bloemen van de wilg noemen we
katjes. De vrouwelijke katjes zijn wit
met zachte haartjes, de mannelijke katjes zijn geel.
Vrouwelijke wilgenbomen zijn
populair omdat mensen graag takken
met vrouwelijke wilgenkatjes in huis
zetten.
Slide 17 - Slide
De wilg is
A
1: eenhuizig, 2: eenslachtig
B
1: eenhuizig, 2: tweeslachtig
C
1: tweehuizig, 2: eenslachtig
D
1: tweehuizig, 2: tweeslachtig
Slide 18 - Quiz
Dieren
Vogels
Reptielen
Slide 19 - Slide
Vogels
Vogels hebben inwendige geslachtsorganen (die zie je dus niet aan de buitenkant).
Mannetjes en vrouwtjes hebben een cloaca, een opening in het onderlijf die gebruikt wordt voor de ontlastig (poep en plas) en als uitgang/ ingang voor de geslachtsorganen.
Slide 20 - Slide
Vogels
Om te paren moeten vogels dus hun cloacas tegen elkaar drukken. Zaadcellen uit de mannelijke vogel komen dan in de cloaca van het vrouwtje.
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Reptielen
Reptielen hebben meestal een lange staart. Dat is wat ingewikkeld met de paring. Daarom hebben mannetjes van slangen en hagedissen een hemipenis, eigenlijk twee penissen, een aan elke kant van de staart. Zo kan het mannetje toch altijd de cloaca van het vrouwtje bereiken.