Marit maakt
acht van deze fruitmanden.
Zij heeft
.......... bananen, .......... appels en .......... mandarijnen nodig.
Bas heeft 24 bananen, 20 appels en 15 mandarijnen.
Hij kan van dit fruit .......... dezelfde fruitmanden maken als op de foto.
Hij houdt dan .......... bananen, .......... appels en .......... mandarijnen over.