24. getallen tot 1000

Wiederholung
 Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben
1. Wat?     Geef de Duitse vertaling
2. Wie?
3. Hoe?
4. Wanneer?
5. Waarom?
6. Waar?
7. Welke?
8. Waarheen?
9. Hoe veel?
10. Waarvandaan?

1 / 15
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

This lesson contains 15 slides, with text slides.

Items in this lesson

Wiederholung
 Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben
1. Wat?     Geef de Duitse vertaling
2. Wie?
3. Hoe?
4. Wanneer?
5. Waarom?
6. Waar?
7. Welke?
8. Waarheen?
9. Hoe veel?
10. Waarvandaan?

Slide 1 - Slide

1. Wat?
2. Wie?
3. Hoe?
4. Wanneer?
5. Waarom?
6. Waar?
7. Welke?
8. Waarheen?
9. Hoe veel?
10. Waarvandaan?
Wiederholung
 Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben
  1. Was?           
  2. Wer?
  3. Wie?
  4. Wann?
  5. Warum?
  6. Wo?
  7. Welche?
  8. Wohin?
  9. Wie viel?
  10. Woher?


Slide 2 - Slide

Woche: sechsundvierzig
Am Ende dieser Stunde:
1. wiederholst du die Zahlen bis 1000
2. machst du einen sein und haben Test
3. kennst du die Wörter des Kapitels zwei

Slide 3 - Slide

1. wiederholst du die Zahlen bis 1000
Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 4 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 5 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 6 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 7 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 8 - Slide

2. machst du einen sein und haben Test
Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 9 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben
1. ik ben
11. het is
2. jij hebt
12. hij heeft
3. jullie zijn
13. zij zijn
4. het heeft
14. wij hebben
5. jij bent
15. ik heb
6. hij is
16. wij zijn
7. zij hebben
17. jullie hebben
8. u heeft
9. u bent
10. zij is

Slide 10 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben
1. ik ben
ich bin
11. het is
es ist
2. jij hebt
du hast
12. hij heeft
er hat
3. jullie zijn
ihr seid
13. zij zijn
sie sind
4. het heeft
es hat
14. wij hebben
wir haben
5. jij bent
du bist
15. ik heb
ich habe
6. hij is
er ist
16. wij zijn
wir sind
7. zij hebben
sie haben
17. jullie hebben
ihr habt
8. u heeft
Sie haben
9. u bent
Sie sind
10. zij is
sie ist

Slide 11 - Slide

3. kennst du die Wörter des Kapitels zwei
Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 12 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 13 - Slide

Dieser Unterricht lerntest du:
dich vorbereiten für den Test
Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben

Slide 14 - Slide

Wiederholung
  Ziel
Aufgaben
Feedback
Ende
Hausaufgaben
Hausaufgaben:
voorbereiden voor de proeftoets

Slide 15 - Slide