20221214 VEZO321AK niveau 3 leerjaar 2 voorzetsels

Nederlands
VEZO321AK
Woensdag 14 december 2022
1 / 16
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Nederlands
VEZO321AK
Woensdag 14 december 2022

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Planning VEZO321AK

  • 03 november: signaalwoorden
  • 16 november 2022: als/dan
  • 23 november 2022: u/ uw en jou/jouw
  • 30 november 2022: geslacht
  • 07 december 2022: voegwoorden
  • 14 december 2022: voorzetsels
  • 21 december 2022: TOETS 1B: SPELLING








Slide 3 - Slide

Kiezen uit twee opties:
Huiswerk individueel 
of 
klassikaal?

Slide 4 - Slide

Voorzetsels

Slide 5 - Slide

Voorzetsels
                                         
VIA Handboek:                                                           pagina 74.   

Stijl: voegwoorden                                                          
 Studiemeter: VIA Starttaal Online > 2F > Stijl > voorzetsels > Oefening 1 t/m 15.







Slide 6 - Slide

Voorzetsels (pag. 21)
Voorzetsels (vz) zijn woorden die plaats, richting, tijd of reden aangeven. 
De ordners staan in de kast.
In de winter is er tijdens de middagpauze tevens soep verkrijgbaar.
Ik heb het snowboarden al aardig onder de knie.

Veel voorkomende voorzetsels zijn: 
                        Op, voor, in, achter, naast, om, tussen, onder, boven, 
                        langs, van, naar, door, bij, uit.


Slide 7 - Slide

Vaste voorzetsels
  • De betekenis van een ww verandert soms als er een vast voorzetsel bij staat
  • Bij sommige werkwoorden hoort een vast voorzetsel
  • Dat voorzetsel kun je niet vervangen
  • Ook uitdrukking hebben soms een vast voorzetsel

Slide 8 - Slide

Vaste voorzetsel
veel werkwoorden hebben een vast voorzetsel:
vertrouwen op
beschikken over
houden van
Ze horen bij het werkwoord.

Slide 9 - Slide

Wat is GEEN voorzetsel?
A
hier
B
in
C
tussen
D
wegens

Slide 10 - Quiz

Het groene bankje staat OP het gras.
A
voorzetsel
B
lidwoord
C
bijwoord
D
bijv. nw

Slide 11 - Quiz

Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: bestaan?
A
met
B
in
C
uit
D
van

Slide 12 - Quiz

Vul het vaste voorzetsel in de volgende zin in: Na afloop........ de les moet ik direct naar huis.
A
met
B
door
C
achter
D
van

Slide 13 - Quiz

Welk vast voorzetsel hoort bij het werkwoord: streven?
Hij streeft..... een betere functie.
A
met
B
in
C
naar
D
van

Slide 14 - Quiz

Planning VEZO321AK

  • 03 november: signaalwoorden
  • 16 november 2022: als/dan
  • 23 november 2022: u/ uw en jou/jouw
  • 30 november 2022: geslacht
  • 07 december 2022: voegwoorden
  • 14 december 2022: voorzetsels
  • 21 december 2022: TOETS 1B: SPELLING








Slide 15 - Slide

Terugblik
  • Voegwoorden

Slide 16 - Slide