This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
wat houdt parenteraal toedienen in?
Slide 3 - Open question
Wat is waar over parenteralia
A
Er is een groot verschil tussen de dosering waarbij het middel effect heeft en de dosering waarbij het middel toxisch is
B
Er is een lager risico op infectie
C
Parenteralia hebben vaak een snel klinische effect
D
Er is een groter risico op contact met de huid bij morsen
Slide 4 - Quiz
Slide 5 - Slide
Intraveneuze parenteralia hebben vaak een snelle klinische werking. Sleep de toedieningsweg waarbij de werking het snelst is naar minder snel.
1
2
3
4
via het lummen van een CVK
Via een waaknaald
Via een bijspuitpunt van een perifeer infuus
Via een zijlijn bovenaan een perifeer infuus
Slide 6 - Drag question
Slide 7 - Slide
(onder de sleutelbeen)
(halsader)
(in de lies)
Slide 8 - Slide
Wat is de voorkeursplaats voor het inbrengen van een CVK
A
Vena jugularis
B
Vena subclavia
C
Vena femoralis
Slide 9 - Quiz
wat zijn de mogelijke complicaties bij het inbrengen van het infuus en het toedienen van infuusvloeistoffen.
Slide 10 - Mind map
Slide 11 - Slide
Wat zijn de belangrijke aandachtspunten bij het toedienen van parenterale via een bijspuitpunt
A
spoel de infuusslang door na het toedienen
B
draag steriele handschoenen
C
desinfecteer de bijspuitpunt na afloop
D
desinfecteer het bijspuitpunt vooraf
Slide 12 - Quiz
Slide 13 - Slide
Welke interventies horen bij welke complicatie om het probleem te voorkomen of te behandelen
Infectie
Irritatie
Bloedcontact
Desinfecteer de koppelingen en verbreek ze zo min mogelijk
Kies een perifeer infuus met een zo klein mogelijke diameter
Draag niet-steriele handschoenen
Slide 14 - Drag question
Slide 15 - Slide
Wat is de juiste manier om de patiënt te identificeren en te vergelijken met het klaargemaakte medicijn
A
je vraagt een collega aan te wijze wie de patiënt is
B
je vraagt de patient ''bent u mw jansen, geboren op 18 feb 1944?''
C
je vraagt naar naam en geboorte datum van de patiënt
Slide 16 - Quiz
Voor toedieningen gereed maken (VTGM) betekent geneesmiddel klaarmaken voor gebruik, zodat de patient de berekende dosis zonder verdere bewerkingen kan innemen, bij zichzelf kan toedienen of toegedient krijgen.
Is dit de juiste betekenis van VTGM
A
nee, VTGM is niet voor geneesmiddel die een patient kan innemen of zichzelf kan toedienen
B
Nee, na VTGM zijn nog meer bewerkingen nodig voor de geneesmiddel
C
ja, Na VTGM is de medicatie klaar om toe gediend te worden
Slide 17 - Quiz
Slide 18 - Slide
Welke minimale voorzorgsmaatregelen neem je in acute situaties voordat je het medicatie toedient
A
identificeer de patiënt
B
zorg voor een medicatie opdracht
C
gebruik de closed-loop communicatie
D
schrijf ten minste de naam van het medicatie op spuit of infuus