Tekstsoorten lesweek 5

Periode 1, lesweek 5

1 / 11
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Periode 1, lesweek 5

Slide 1 - Slide

Tekstsoorten
Welke tekstsoorten zijn er?

Slide 2 - Mind map

Brief ingeleverd?
A
Ja
B
Nee

Slide 3 - Quiz

Ben je bij met taalblokken t/m opdracht 56?
😒🙁😐🙂😃

Slide 4 - Poll

Tekstsoorten
  • informatieve teksten
  • betogende of activerende teksten
  • instructieve teksten
  • verhalende of amuserende teksten

Slide 5 - Slide

Tekstsoorten
  • Uiteenzetting: Een uiteenzetting is een informatieve tekst. Het heeft als doel om de lezer uit te leggen hoe iets zit, er wordt dus iets beschreven, verklaard of uitgelegd. Alles is gebaseerd op feiten en de eigen mening van de schrijver ontbreekt. De tekst is dus zo objectief mogelijk geschreven.

Slide 6 - Slide

Tekstsoorten
  • Beschouwing: Een beschouwing is een opiniërende tekst en heeft dus als doel om de lezer een eigen mening te laten vormen. De schrijver laat verschillende kanten en perspectieven van een verhaal of onderwerp zien, maar let op: zijn eigen mening geeft hij niet. Vaak gaat het in een beschouwing om een vraag waar de schrijver over nadenkt (bijv. “Moet Zwarte Piet van kleur veranderen?”). Tot een persoonlijke conclusie komt het vaak niet, maar de schrijver hoopt wel de lezer dan tot denken te hebben aangezet.

Slide 7 - Slide

Tekstsoorten
  • Betoog: Een betoog is een overtuigende of activerende tekst. Het heeft niet als doel om de lezer een eigen mening te laten vormen, zoals bij een beschouwing, maar om de lezer de mening van de schrijver te laten overnemen. De schrijver geeft in een betoog dus wel degelijk zijn eigen mening en standpunt en hoopt de lezer te overtuigen van zijn gelijk. Het artikel staat vol argumenten vóór zijn standpunt, met soms een tegenargument er tussenin, wat dan onmiddellijk ontkracht wordt.

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Link

Werkvorm flitskaartjes
Mix en Ruil: Loop door het lokaal met je flitskaartje. Als je iemand tegenkomt laat je je kaartje zien. De ander vertelt wat jouw woord betekent. Dit doe jij andersom ook. Vervolgens ruil je van kaartje en zoek je iemand anders op tot je alle kaartjes hebt gehad. 

Slide 10 - Slide

Aan de slag!
startmalmbergmbo.nl
Lezen en luisteren afmaken 
+ beginnen aan spelling & grammatica 

Slide 11 - Slide