This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Das Programm
Grammatik C: Reflexive Verben und Reflexivpronomen
Slide 2 - Slide
doelen
je kent de vervoeging van wederkerende werkwoorden en voornaamwoorden in het Duits
Slide 3 - Slide
Een wederkerend werkwoord
heeft een wederkerend voornaamwoord, zoals ‚zich‘
Voorbeelden: sich irren = zich vergissen
sich benehmen = zich gedragen sich anziehen = zich aankleden
Slide 4 - Slide
Wederkerend werkwoord 'sich beeilen" (= haasten)
ich beeil emich ik haast me du beeil stdich jij haast je er/sie/es beeil t sich hij/zij/het haast zich wir beeil enuns wij haasten ons ihr beeil t euch jullie haasten je sie/Sie beeil ensich zij haasten zich/ u haast zich
Slide 5 - Slide
Probiere es nun selbst aus ...
Slide 6 - Slide
Vervoeg 'sich wehren' (= zich weren) in de 'ihr'-vorm
Slide 7 - Open question
Vervoeg 'sich gewöhnen' (= wennen) in de 'Sie'-vorm
Slide 8 - Open question
Vervoeg: 'sich freuen' (= zich verheugen) in de 'ich'-vorm
Slide 9 - Open question
Wederkerend werkwoord + lijdend vw.
Ich ziehe mich an (= ik kleed mij aan) Maar je kunt ook aangeven wat je aantrekt: Ich ziehe mirdas Kleid an
mir = wederkerende deel van het werkwoord (3e naamval) das Kleid = lijdend voorwerp > 4e naamval In zo‘n geval veranderen alleen de vorm bij: ich > mir du > dir
Slide 10 - Slide
Probiere es nun selbst aus ...
Slide 11 - Slide
Ich wasche...
A
mich
B
mir
Slide 12 - Quiz
Ich wasche... die Hände.
A
mich
B
mir
Slide 13 - Quiz
Du kaufst ... neue Klamotten.
A
dich
B
dir
Slide 14 - Quiz
Du rasierst....
A
dich
B
dir
Slide 15 - Quiz
Wederkerend werkwoord + lijdend vw.
Ich ziehe mich an (= ik kleed mij aan) Maar je kunt ook aangeven wat je aantrekt: Ich ziehe mirdas Kleid an
mir = wederkerende deel van het werkwoord (3e naamval) das Kleid = lijdend voorwerp > 4e naamval In zo‘n geval veranderen alleen de vorm bij: ich > mir du > dir