Lees het verhaal uit Marcus 5
Jezus en zijn leerlingen gingen weer met de boot naar de overkant van het meer. Daar kwam een grote groep mensen naar Jezus toe. Er kwam ook een man die Jaïrus heette. Hij was een leider van de synagoge. Jaïrus zag Jezus en knielde voor hem. Hij zei tegen Jezus: ‘Luister alstublieft naar mij. Mijn dochter gaat dood! Kom alstublieft mee en leg uw handen op haar hoofd. Dan zal ze beter worden en blijven leven.’ Toen ging Jezus met Jaïrus mee. Een grote groep mensen volgde Jezus (...) Terwijl Jezus nog sprak [tegen iemand] kwam er iemand met een bericht voor Jaïrus. Hij zei: ‘Uw dochter is gestorven. U kunt Jezus nu maar beter met rust laten.’ Jezus hoorde dat en zei tegen Jaïrus: ‘Wees niet bang! Blijf geloven.’ Jezus liet niemand meegaan, behalve Petrus, en de broers Jakobus en Johannes. Ze kwamen bij het huis van Jaïrus. Daar hoorden ze veel lawaai. Binnen stond een groep mensen te huilen en te schreeuwen. Jezus zei: ‘Waarom staan jullie zo hard te huilen? Het meisje is niet gestorven, maar ze slaapt.’ De mensen lachten hem uit. Maar Jezus stuurde iedereen naar buiten. Hij nam alleen de ouders van het meisje mee, en de drie leerlingen. Ze gingen naar de kamer waar het meisje lag. Jezus pakte haar hand vast en zei: ‘Talita koem.’ Dat betekent: ‘Meisje, sta op!’ Meteen stond het meisje op en ze begon te lopen. Ze was twaalf jaar. Iedereen die het gezien had, was stomverbaasd. Jezus zei tegen hen: ‘Niemand mag dit te weten komen!’ En hij zei ook: ‘Geef haar wat te eten.’