Klas 2J 21/9

ALL, EVERY, EACH
Leerdoelen:
- Ik kan aangeven hoe iets precies is of wordt gedaan.
- Ik kan mensen, dieren of dingen beschrijven.
1 / 16
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

ALL, EVERY, EACH
Leerdoelen:
- Ik kan aangeven hoe iets precies is of wordt gedaan.
- Ik kan mensen, dieren of dingen beschrijven.

Slide 1 - Slide

ALL, EVERY & EACH
All gebruiken we als we het hebben over een hele groep. We gebruiken all altijd samen met een meervoudsvorm.

All + meervoudsvorm
  • We went to all the sights in the city
  • I like all flavours of ice cream
  • All boys and girls must report to the principal.
  • All fruit has gone bad.


Slide 2 - Slide

All->alle / allemaal

All students have got a laptop.



Na all komt altijd meervoud!

Slide 3 - Slide

ALL, EVERY & EACH
Every gebruik je als je het hebt over mensen, dieren of dingen die samen een groep vormen. Na every komt altijd een enkelvoudsvorm.

Every + enkelvoudsvorm
  • Every sight was interesting
  • Every book there I have read.

Every gebruiken we bij aantallen van 3 of meer.


Slide 4 - Slide

EVERY
elke / iedere / 3 of meer
(zonder uitzondering)

Every shop in town was closed.
I love every chocolate flavour!
Na every komt  enkelvoud


Slide 5 - Slide

ALL, EVERY & EACH
Each gebruik je als het hebt over mensen, dieren of dingen afzonderlijk. Elk op zich of per individu. We gebruiken each altijd samen met een enkelvoudsvorm.
Each + enkelvoudsvorm
  • We wanted to spend an hour at each sight.
  • Each house has been painted white.
  • Each of them has done their job
We gebruiken each bij aantallen van 2 of meer.

Slide 6 - Slide

EACH
elke (afzonderlijk)

Each piece of pizza is different.

Na each komt enkelvoud

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

We don’t go to ___ party we’re invited to.
A
all
B
every
C
each

Slide 9 - Quiz

Take one in ___ hand.
A
all
B
every
C
each

Slide 10 - Quiz

Do ___ English people like the Queen?
A
all
B
every
C
each

Slide 11 - Quiz

___ criminal should pay for his or her crimes.
A
all
B
every
C
each

Slide 12 - Quiz

___ cupcake has a different flavour.
A
all
B
every
C
each

Slide 13 - Quiz

(Victor / to like) all/every/each girl in his class?

Slide 14 - Open question

(you - to have) an answer to each/every/all question?

Slide 15 - Open question

Slide 16 - Link