C2 U5 gramática vergelijkingen

Unidad 5 gramática
Onderwerp: vergelijkingen
Doel: ik kan dingen en personen met elkaar vergelijken
Succescriteria: ik weet de verschillen in gebruik (bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, onregelmatige vormen)
1 / 11
next
Slide 1: Slide
SpaansMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Unidad 5 gramática
Onderwerp: vergelijkingen
Doel: ik kan dingen en personen met elkaar vergelijken
Succescriteria: ik weet de verschillen in gebruik (bijvoeglijk naamwoord, werkwoord, onregelmatige vormen)

Slide 1 - Slide

Vergelijkingen
groot - groter - grootst
1. bijvoeglijk naamwoord

María es más simpática que David (+)
María y Marta son menos simpáticas que David (-)
Tú eres tan simpático como David (=)

Slide 2 - Slide

Vergelijkingen
2. werkwoorden

                                más que
Julia trabaja      menos que         David
                                tanto como

Slide 3 - Slide

Vergelijkingen
3. onregelmatige vormen

bueno/a/os/as       -   mejor(es)
malo/a/os/as          -   peor(es)                                             + que
grande(s)                  -  mayor(es) (bij leeftijd!)
pequeño/a/os/as  -  menor(es) (bij leeftijd!)

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Video

Ik ben langer (alto) dan jij.

Slide 6 - Open question

Mijn moeder is ouder dan mijn vader.

Slide 7 - Open question

Mijn broer is jonger dan ik.

Slide 8 - Open question

Elena is kleiner dan Maria.

Slide 9 - Open question

Manuel en Paco zijn even slim (inteligente) als Miguel.

Slide 10 - Open question

¡A trabajar!
C2 U5 TB gramática: opdracht 4-5-6
Leren: woorden unidad 5

Slide 11 - Slide