cours 5 27 10

BONJOUR! V3B

BIENVENUE
1 / 19
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

BONJOUR! V3B

BIENVENUE

Slide 1 - Slide

apprendre:



- bloc H - verbes  -er et verbes -re  zie ook document
- bloc G - phrases clés n-f f-n 
(overhoord via lesson up ec)
apprendre/répeter: bloc D - bijvoeglijk naamwoord - leer de bijvnw die voor het zelfst nw komen uit je hoofd!! (denk aan melodie.







Slide 2 - Slide

Buts
- je kunt vertellen over een/jouw vriend(in)
- je kunt werkwoorden op -er en -re gebruiken
- je kent de juiste vorm en plek van het bijvoeglijk naamwoord

Slide 3 - Slide

Programme pour vendredi
-  octobre
- révision interro
- révision Grammaire D + H
- grammaire bloc H
- PC bloc G

Slide 4 - Slide

Correction
correction exercices: 
exercice 30 et 32 C?

Slide 5 - Slide

bloc H
verbes sur - re

Slide 6 - Slide

bloc H
verbes sur - er

Slide 7 - Slide

Verbes réguliers sur - re (présent)


vendre (verkopen), attendre (wachten), répondre (antwoorden)
Vervoegen : je, tu , il,    etc -> stam
  • re - eraf!
  • stam: vend, attend, répond
  • uitgangen erachter
  • je- s, tu- s, il/elle/on -, nous- ons, vous- ez, ils/elles- ent


Slide 8 - Slide

PRÉSENT
vendre

je vend s
tu vend s
il/elle/on vend
nous vend ons
vous vend ez
ils/elles vend ent
ONVOLT. TEGENW. TIJD
verkopen

ik verkoop
jij verkoopt
hij/zij/men verkoopt
wij verkopen
jullie verkopen/u verkoopt
zij verkopen

Slide 9 - Slide

Verbes réguliers sur - re (passé composé)


vendre (verkopen), attendre (wachten), répondre (antwoorden)
 twee delen:
  • vorm van verbe "avoir"= hebben --> j'ai, tu as ...etc
  • voltooid deelwoord = verkocht = vend u

Slide 10 - Slide

PASSÉ COMPOSÉ 
J'ai vend u
tu as vend u
il/elle/on a vend u
nous avons vend u
vous avez vend u
ils/elles ont vend u
VOLTOOID TEGENW. TIJD
ik heb verkocht
jij hebt verkocht
hij/zij/men heeft verkocht
wij hebben verkocht
jullie/u hebben verkocht
zij hebben verkocht

Slide 11 - Slide

Prenez vos cahiers!
faire:
- document: adjectif
- document: verbe - er
- document: verbe - re

Slide 12 - Slide

Phrases clés
Bloc G 
pages 50 et 26

répète- moi!

Slide 13 - Slide

Mon meilleur ami, c'est Paul

Slide 14 - Slide

Écrivez dans vos cahiers
1. Mon meilleur ami, c'est Max
Je le connais depuis trois ans
Il est grand et curieux (nieuwsgierig)

2. Ma meilleure amie, c'est Anne
Je la connais depuis cinq ans
Elle est petite et nerveuse

Slide 15 - Slide

DÉCRIRE TON AMI(E)


1. Qui est ton /ta meilleur(e) ami(e)?

2. Raconte trois choses sur ton/ta meilleur(e) ami(e)?

3. Pourquoi c'est ton/ta meilleur(e) ami(e)?

4. Qu'est-ce que vous aimez faire ensemble?

Slide 16 - Slide

Liste
- uitslapen
- winkelen
- naar het museum gaan
- naar de bioscoop gaan
- gitaar spelen
- sporten
- lezen
- muziek luisteren
des activités
- faire la grasse matinée
- faire les magasins
- aller au musée
- aller au cinéma
- jouer de la guitare
- faire du sport
- lire
- écouter de la musique

Slide 17 - Slide

Mon/ma meilleur(e) ami(e)
1. Mon meilleur ami, c'est Max / Ma meilleure amie c'est Anne
2. Il est calme et marrant/ Elle est intelligente et joyeuse
3. On peut parler de tout / on fait du sport ensemble


Slide 18 - Slide

Décris ton ami(e)
  • Qui est-il/elle?
  • Comment est il/elle?
  • Vous vous voyez quand?
  • Qu'est-ce vous faites ensemble?

Slide 19 - Slide