Betoog

Hoe maak ik een betoog?
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Hoe maak ik een betoog?

Slide 1 - Slide

Leerdoelen
  • Je leert wat een betoog is.
  • Je leert wat een goede opbouw is van een betoog. 
  • Je leert de begrippen standpunt, argument, tegenargument en weerlegging. 
  • Je leert een betoog schrijven

Slide 2 - Slide

Opbouw van een betoog
- Besteed tijd aan je titel! Verzin deze op het allerlaatst.
  1. Inleiding met stelling
  2. Kern met argumentatie
    - Minimaal twee argumenten voor
    - Minimaal een argument tegen
    - Weerlegging van het tegenargument
  3. Slot

Slide 3 - Slide

Titel
Zorg ervoor dat de titel aanspreekt, nieuwsgierig maakt en aansluit bij de tekst. 

               Daarom is het vaak makkelijker om je titel pas aan het eind te verzinnen!

Slide 4 - Slide

INLEIDING
  1. - Stel een of meer directe vragen / retorische vraag
  2. - Uitdagende openingszin
  3. - Aanleiding voor het betoog (actualiteit)
  4. - Anekdote
  5. - Persoonlijke ervaring
  6. - Definitie of omschrijving: introductie van het onderwerp
  7. - Eindigen met je stelling
Begin hier niet direct mee.
Start eerst met de kern, dan de inleiding en uiteindelijk het slot.

Slide 5 - Slide

SLOT
  • Herhaling van de stelling
  • Samenvatting (kortom, zoals we zagen, zoals is gebleken)
  • Conclusie (al met al, dus, derhalve, daarom, concluderend, hieruit volgt)
  • Aanbeveling of advies (de oplossing zou zijn als, mijn advies is)
  • Toekomstverwachting


  1. Je mag ook een combinatie maken!
  2. Niet: enkel de samenvatting van de argumentatie

Slide 6 - Slide

SLOT (vervolg)
Je kunt kiezen voor een 'uitsmijter' als laatste zin, zodat jouw tekst beter blijft hangen bij de lezer.
Doe dit alleen als je zin ook echt geschikt is, dus ergens op slaat!

Slide 7 - Slide

Een betoog heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Activeren

Slide 8 - Quiz

Het zal mij verbazen als dit jaar de carnavalsoptocht in Den Bosch doorgaat. [Er wordt namelijk een erg harde wind voorspeld.]
A
Standpunt
B
Argument

Slide 9 - Quiz

[Het Nederlands verloedert] want jongeren gebruiken steeds meer Engelse woorden als spam, hacken, gamen, cool, relaxed en chill.
A
Argument
B
Standpunt

Slide 10 - Quiz

Wat doet een schrijver als hij als tekstdoel OVERTUIGEN heeft?
A
Hij legt uit en geeft vooral feiten
B
Hij probeert je een mening te geven met argumenten.
C
Hij probeert je te overtuigen iets te gaan doen.
D
Hij schrijft een tekst die je voor de gezelligheid kunt lezen.

Slide 11 - Quiz

Als je een tegenargument weerlegt, dan ontkracht je het gegeven tegenargument en zeg je dus dat het tegenargument niet klopt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 12 - Quiz

Argumentatiestructuren
Enkelvoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 

Slide 13 - Slide

Argumentatiestructuren
Meervoudige argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.

Slide 14 - Slide

Argumentatiestructuren
Onderschikkende argumentatie
Het is slecht voor je gezondheid. 
Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je lever. 

Slide 15 - Slide

Argumentatiestructuren
Meervoudige en onderschikkende argumentatie

Je kunt beter geen alcohol drinken
Het is slecht voor je gezondheid. 
Het is gevaarlijk in het verkeer.
Het is slecht voor je lever.
Je kunt niet adequaat reageren. 

Slide 16 - Slide

Weerlegging

Een argument dat laat zien dat een argument zwak of onwaar is noemen we een weerlegging.

                                                                      Voorbeeld:

Het is fijn dat de aarde opwarmt, want dan kunnen we in ons eigen land lekker veel zonnen (argument voor). Maar de kans dat je huidkanker krijgt, wordt daardoor wel een stuk groter (argument tegen). Als je je echter genoeg insmeert met zonnebrandolie en niet te lang in de zon blijft,  is er niets aan de hand (weerlegging).

Slide 17 - Slide

Even samenvatten
  • een betoog heeft als tekstdoel overtuigen
  • een betoog schrijf je naar aanleiding van een stelling
  • een stelling is een zin waarover je van mening kunt verschillen    
  • je gebruikt in een betoog argumenten(redenen) om je mening duidelijk te maken

Slide 18 - Slide

Hoe verzin je zelf een stelling?


  • Stelling is kort en krachtig
  • Een stelling is zo eenvoudig mogelijk
  • Er mag geen ontkenning in staan
  • Je moet iets verzinnen waar mensen het oneens over kunnen zijn
  • Er mag geen argument in de stelling staan

Slide 19 - Slide

  • Betoog
  • Je geeft je mening 

  • Stelling nodig

  • Argumenten 
  • Duidelijke conclusie
  • Overtuigende tekst
  • De ander overtuig je     door jouw argumenten
  • Zin waarover je van mening kunt verschillen
  • Uitleg en voorbeeld geven
  • Conclusie in het slot

Slide 20 - Slide

Opdracht: Schrijf een betoog
Gebruik 1 van onderstaande stellingen:
  • Leraren hebben een taak in de opvoeding.
  • Gewelddadige games moeten verboden worden.
  • Het maken van reclames voor alcohol moet worden verboden.
  • Alle energie moet voortaan zonne-energie zijn.
  • Nederland moet zich losmaken van de Europese Unie.
  • Appen op de fiets moet verboden worden. 
  • Middelbare scholieren moeten gratis gebruik kunnen maken van het openbaar vervoer.
  • Abortus moet verboden worden.  
  • Iedereen moet orgaandonor zijn. 
  • De Nederlandse overheid moet de verkoop van tabakswaren verbieden.

Slide 21 - Slide

Verdere instructie
Maak deze opdracht in het teams SL0NED3. Kijk bij de opdracht BETOOG. Lever de opdracht voor 4 februari in. Zog voor een helder indeling in wat je schrijft:  Inleiding, Kern en Slot
Volgende les bespreking van het gemaakte werk. 

Slide 22 - Slide