1. vragen bij examenteksten en examenvocabulaire 1.

Voorbereiding examen
Aujourd'hui:
*   examentraining uitleg fragment 4a en 4b
* veel voorkomende vragen en signaalwoorden
* examen tekst oefenen ( markeer het tekstdeel waar je het antwoord hebt gevonden!)
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Voorbereiding examen
Aujourd'hui:
*   examentraining uitleg fragment 4a en 4b
* veel voorkomende vragen en signaalwoorden
* examen tekst oefenen ( markeer het tekstdeel waar je het antwoord hebt gevonden!)

Slide 1 - Slide

signaalwoorden

Slide 2 - Mind map

également =
A
kortom
B
dus
C
ook
D
samengevat

Slide 3 - Quiz

d'abord =
A
ten eerste
B
zoals
C
sinds
D
tenslotte

Slide 4 - Quiz

avant tout =
A
en toen
B
alles
C
inderdaad
D
voornamelijk

Slide 5 - Quiz

wat is het synoniem van

alors
A
hier
B
maintenant
C
donc
D
en outre

Slide 6 - Quiz

wat is het synoniem van

en somme
A
bref
B
toujours
C
car
D
désormais

Slide 7 - Quiz

wat is het verband tussen de volgende signaalwoorden:
et - aussi - également
d'abord - ensuite - finalement

Slide 8 - Open question

Wat betekent: Qu'est-ce qui est vrai d'après le premier alinéa?

Slide 9 - Open question

Dans quel but l'auteur a-t-il écrit cet article?

Slide 10 - Open question

Que peut-on lire au premier alinéa?

Slide 11 - Open question

Geef de vertaling van: Bref
A
dus
B
kortom
C
ook
D
tenslotte

Slide 12 - Quiz

à condition que =
A
op voorwaarde dat
B
dankzij
C
ondanks
D
want

Slide 13 - Quiz

Quand =
A
vroeger
B
toen
C
wanneer
D
vooral

Slide 14 - Quiz

à partir de =
A
zonder dat
B
vanwege
C
vooraf
D
vanaf

Slide 15 - Quiz

maar
nu
zoals
eigenlijk
toen
maintenant
comme
en fait
lorsque
mais

Slide 16 - Drag question

préciser
répéter
résumer
illustrer
confirmer
bevestigen
verduidelijken
samenvatten
herhalen
voorbeeld geven

Slide 17 - Drag question

Slide 18 - Slide

« C’est dommage » (regel 7)
Wat vindt de schrijver van de tekst jammer volgens de eerste alinea?
A
A dat de toeristen in Montmartre alleen de filmlocatie komen bekijken
B
C dat er zoveel toeristen rondlopen in Montmartre
C
B dat er in Montmartre nog maar een paar cafés zijn overgebleven
D
D dat Montmartre boven op een heuvel is gebouwd

Slide 19 - Quiz

Geef van elke bewering aan of deze wel of niet overeenkomt met de
laatste twee alinea’s.
Op het Place du Tertre zie je kunstenaars aan het werk.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 20 - Quiz

De wijngaarden van Montmartre zijn wereldberoemd.

A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 21 - Quiz

De Sacré-Cœur is enorm populair onder jonge Parijzenaren.
A
WAAR
B
NIET WAAR

Slide 22 - Quiz