Toets AFZ

Als je een infectie hebt, krijg je altijd een ontsteking
A
Waar
B
Niet waar
1 / 22
next
Slide 1: Quiz
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes.

Items in this lesson

Als je een infectie hebt, krijg je altijd een ontsteking
A
Waar
B
Niet waar

Slide 1 - Quiz

Een ontsteking kan ook van binnenuit ontstaan
A
ja
B
nee

Slide 2 - Quiz

Sepsis is een ontsteking
A
van je borstbeen
B
die ongevaarlijk is
C
in het bloed
D
van je hersenen

Slide 3 - Quiz

Noem 4 symptomen van een sepsis

Slide 4 - Open question

Waarom neem je een kweek af?
A
om de wond schoon te maken
B
om de juiste antibiotica voor te kunnen schrijven
C
om de koorts te laten dalen
D
om te bepalen hoeveel vocht iemand nodig heeft

Slide 5 - Quiz

Apneu is een ander woord voor dyspneu
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

De gas uitwisseling vind plaats in:
A
brochus
B
alveoli
C
longkwabben
D
bronchiolen

Slide 7 - Quiz

Wanneer gebruik je een c-pep apparaat? Bij Apneu of dyspneu?
A
dyspneu
B
apneu

Slide 8 - Quiz

Bij een klaplong komt er lucht tussen
A
de bronchiën
B
de pleurabladen
C
het middenrif
D
het borstbeen

Slide 9 - Quiz

Wat zijn je twee hoofddoelen bij dialyseren?
A
verwijderen van afvalstoffen en bloed
B
verwijderen van vocht en afvalstoffen
C
verwijderen van vocht en bloed
D
verwijderen van vocht en warmte

Slide 10 - Quiz

Hoe heet de dialyse die je doet met behulp van je buikvlies
A
peritonelyse
B
peritoneaal dialyse
C
haemodialyse
D
peritonitis

Slide 11 - Quiz

voor deze behandeling heb je een shunt nodig
A
haemodialyse
B
peritoneaal dialyse

Slide 12 - Quiz

Een shunt is
A
een slagader
B
een ader
C
een verbinding tussen een slagader en een ader

Slide 13 - Quiz

het grootste risico van peritoneaal dialyse is
A
een bloeding
B
buikvliesontsteking
C
lage bloeddruk
D
vermoeidheid

Slide 14 - Quiz

Chemo toedienen doe je
A
via het infuus
B
door middel van een tablet
C
in het ruggenmerg
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 15 - Quiz

Een port a cath gebruik je voor het geven van chemo omdat
A
je heel vaak en lang geprikt moet worden
B
als je kanker in je bloed hebt
C
als je bestraalt moet worden

Slide 16 - Quiz

noem 4 bijwerkingen van chemotherapie

Slide 17 - Open question

Bestraling kan uitwendig en inwendig plaatsvinden
A
juist
B
onjuist

Slide 18 - Quiz

Bijwerkingen van bestraling zijn
A
alle antwoorden zijn goed
B
beschadiging van de huid
C
slikklachten
D
kans op 2e tumor

Slide 19 - Quiz

Na een operatie nog chemo
A
als de patiënt dat wil
B
bij pijn
C
bij uitzaaiingen en twijfel

Slide 20 - Quiz

Kanker kan een chronische ziekte zijn
A
juist
B
onjuist

Slide 21 - Quiz


Welk onderdeel van de huid maakt een stof die huid en haren soepel houdt?
A
kiemlaag
B
zweetklier
C
huidcellen
D
talgklier

Slide 22 - Quiz